j ^ m i
] vfeir B i
l i l f f
t l l i l
n H
S i É Is'*-^^.’ lil
|§ 3 9
W l
l i l
f e l '
IHM
l i i iö
p i l
mm
iv.
Afdeel.
xxn.
H o o f d stuk.
tCa Manwyvïge Kruiden»
xr.
EpiJett-
drum Om«
turn.
£yron&
Bladen , een gepluimde Bloem - Steng; gevlakte
gejlaarte Bloemblaadjes , vaar van
twee uitermaate lang.
Zeer duidelyk onderfcheiden zig deeze* al»
temaal in Amerika of in de Wesdndi&n voorkomende
» door haare bepaalingen. Het zyn By-
gewasfen , op de Boomen groeijende, van meer
of minder fraaiheid Het eerfte nam de Heer
J acqoin oDgevaar een Voet, de twee volgende
twee Voeten hoog, in digte Bosfchen
op ’t Eiland Martenique waar. Van de twee
laatften achtte de Hoogleeraar J. Bürman-
Ïïüs het Geltippelde aan het voor befchreevene
Scorpioen- of Spinnekop - Bloem naby te komen
en tevens veel met de Baniljes te ftroo-
ken. De Vrugt en Bloem nogth3ns verfchillen
zeer. Het laatfte heeft de Bloefem allefwonder-
lykst, en niet minder fraay: immers zo de Kleur
aan de Tekening eenigszïns voldoet. Men zou
het, wegens de Armswys uitfteekende bovenblaadjes
, en het Staartige nederwaards, met
regt, dunkt my , Kreeftbloem kunnen heetec»
( i i ) Boomplaag met de Stengbladen Eyrond
fpits; Ribbig, omvattende en gepluimde
Bloemfteelen.
’t Schynt
f n ) Etidendrum Fol. Caulinis Ovatis acutis &c. fterba
fupplex major fecunda f, foemina Romph. Amb. VI. p. Hl*
T . 51. f. 2. Anantali - maravara. H. Mäl, X I I . p. i f . T. 7»
Rudb. E ly t.ll. p. 2x3. t. 4,
■ SiïaKfi• OT* • .r. ; ‘ï+jM£ **♦ '.'vJN*
G y n a n d r x 103
st Schynt dat L i nmjus , in de bepaaling, IV.
een ander Kruid op *t oog gehad hebbe: want
de Bladen zyn in geen der Soorten van het O o t • Hoofd.
moedige Kruid by R u m p h i ü s , en vooral nietSTÜK»
in de genen, die hy Wyfjes noemt, Eyrond,
maar volftrekt Lancetvormig , en eenigszïns
krom, als een Snoeimes, fchietende Schubbig
in malkander , gelyk van het Geltippelde gemeld
wordt. Het is een zeer klein Kruidje,mes
Aairswyze Bloemen, dat in Oostindie op wilde
Boo en groeit,
O O . Boomplaag met langwerpige ongeribde xil
Bladen ; de Lip van *t Honigbakje drie-
deelig kanthaairig, met de middelfle punt )*%*
Liniaal^ en de Steng tweebludig,
(13) Boomplaag met langwerpige ongeribde xur.
Bladen; de Lip van ’t Honigbakje driedee-nJ£oS*r*
lig effenrandig , met de middelfte punt Nag£tui*
Liniaal; en de Steng veelbladig.
(14) Boomplaag met Elsvormige Bladen; de xiv.
m Cuculia-
Lip tum
Htiik-
(12) Epi&tndrum Fol. oblongls aveniis &c. Jacq. Amtr.
Biß. p. 224« Helleborine Gram. Fol. rig. Carinatis. Plüm.
Ie. 179. f. 2.
Cl i ) Epidtndrum Fól. oblongis aveniis &c, jAcqr. Amtr.
Hiß. p. 225. T. 139. Viscum Caryophylloides &c. C atesb,
Car. II. p. 68. T. «s.
(14) Epidendrum Fol. Subulatis &c, Helleborine Flor. al-
fcïs Cacullatis, Flum. Ie. 179. f. L
La
II, dbbi.» XI. Stuk.
Kanthaailig.
I
f t f l
■ UvA&t.
\:jm&
* I
; » I
dB
B
I8 0 JI
m m
ife'iBI
i« r>av»lSlI
Pr&l
(S# « h l
WKHKBÊÊÊÊMHM