IV.
Afdeel.
xxu
Hoofdstu
k ,
* Black.
343.
tig Hoofdftufe *: maar tot behulp van 't geheugen,
en om het volgende meer op te helderen
; zal ik daar van hier nog nader fpreekec.
In de meefte PlaDten wordt de VrugtmaakiBg
volbragt door een enkele Bloem, die daar toe
met Mannelyke en Vrouvvelyke deelen is voorzien.
Deeze thans Algemeene Kundigheid is
door den Orooten Ridder op zulk een vaften
voet gefield , dat zy nooit zal wankelen, zo
lang de Wereld ftaat. Alle tegenfpraak, alle
fpotterny, ten dien opzigte , heeft afgedaan ,
nu zulks door zyn Ed,, in rt gezigt van geheei
Europa, zo manhaftig is betoogd ("*).
Ieder Bloem heeft een Kasje, waar in het
Vrugtbeginzel vervat is ; ’t zy binnen of buiten s
’t zy onder of boven de Bloem, Dit Kasje is
doorgaans in een Kelk beflooten, die tevens ook
wei verürekt tot een Omwindzel of Koker van
de Bloem. Somtyds maakt het flegts den Voet
Uit, daar de Bloem op rust, en dan is dikwils
de Kelk daar van geheel afgezonderd. Somtyds
verftrekt de enkele Bloem voor Kelk en Bloem*
kasje te gelyk. Men behoeft zig flegts het maak-
zel van een Roos, een Tulp of Lely voor te
{lellen, om die verfchillendheden, zo zigtbaar
en verwonderlyk in de Planten , te begrypen*
Ik fpreek nu niet van het onderfcheid van de
figuur, de één of meerbladigheid en wat meer
tot
Vid. Cak. Likn. Disfett. de Sexu Plantarutn , prsieit
Ac*dt Petropolitan* condecoiata. feuop*
S t s o ë it t u 5
töt het verfchil der Bloemen behoort. Een Cro- IV:
cus of Narcis Zal, wanneer men die open
fcheurt, genoegzaam doen zien, hoe een Bloem Hoofd^
óp haar VrügtbeginZel zitten kan, zonder Kelk. TÜKi
Deeze laatften, inzonderheid de Crocus of
Saffraanbloemen, geeven in ’t groot een gepast
denkbeeld van de Blommetjes, die in de Samen-
teeligén ieder op zig zélf beftaan, doch op een
gemeenen Stoel zitten, en , tefamen in een zelfden
Kelk vervat, de Samenteeling (Syngenejta')
uitpiaaken Gèmeenlyk vindt men , na ’c
bloeijen, in zulk een Kelk , zo veel Zaadjes,
als ’er Blommetjes in geweest zyn, en dit maakt
dat deeze Planten, naar het getal haarer Bloemen
, fterk voortteelen. Ieder Blommetje levert,
hogthans, maar een enkel Zaadje uit, daar men
in aiidere Planten fomtyds duizend Zaadjes ziet
voortkomen van ^éne Bloem* In dit opzigt
fchynen zy minder vrugtbaar te zyn dan veele
anderen. Doch de Speeltrant der Natuur is oneindig
en verbaazende.
Immers gelyk, in een SamenleeviDg vanMen-
fchen, fommigen op zig zelf beftaan kunnen ,
anderen de hulpe noodig hebben van hunne
Landsgenooten $ zo is in de Samenteeling der
Bloemen ook een weezentlyke öngelykheid. Ia
fommigen zyn alle .Blommetjes van een Bloem-
hoofdje, ieder op zig Zelf * tot de Voortteeling
be*
(*) Men vergelyke het II. DEELS VI. STUK FVJ
N*t. HiJioriet aan -’t begin,
A s
li. Deel, i j , stus*