IC4 Sa MÈNTEELIGR K. R UI DEN#
Af^ ku ZeGr kIeine Sten8eties. die zig in Takjes ver-
XXL dcelen » en met een losfe Wolligheid bekleed'
Hoofd* zVn* hebbende de Blaadjes ftqmp Lanc«v0r-
vo°rgaande : de Bloemen tot
lyh Veel* r°nde Bolletjes.in de Oxelsder Bladen vergaard,
■ wxvery. en jn een digte Wolligheid ingewikkeld. Der-
^elver onderaoek is , wegens de kleinte, zeer
moeielyk. Dus komen wy tot den
V y f d e n R a n g #
Afgezonderde Veelwyvery#
Gelyk het genoemd wordtwaaneer vericheidfr
Bloemkelkjes in een gemeene Kelk vervat zyn,
en te famen een Bloem uitmaaken, die- als uit
verfcheide Samenteelingen beftaat.
Van de zes Geflagten-, daar in by den* Ridder-
voorkomende , zyn reeds drie , naamelyk Ele-
phantopus, Oedemen Stoebe, benevens een nieuw
Geflagt, door my Bajleria geDaamd, befchree-
* n. d. ven * : des begin ik met
VI. St, bl. 1
3451, taz. S p i l r a n t h o s . ' Kogelblobm.
Hetzelve heeft agtbloemige Kelkjes; de Blommetjes
Pypachtig tweeftagtig en ft; tfe Vrouwe,
lyke; den Stoel Schubbig en geen Zaadpluis.
Het bevat de drie volgende Oostindifche
Soorten.
( lJ Kogelbloem niet ufoopendt JLancetvormi*
ge
( 0 Spbtrantbus Fol. decurrent. Eanccolatü ferratis , Ve*
I.
ets indifch.
B H H i
Y N G E N E S Ï 10?
ge Zaagtandige Bladen en gekrulde Bloem
fieelen.
■ ■ ■ ■ ■
Men ziet hier de onvolkomenheid der By* stuk.
naamen, die van Landen of Wereldsdeelen af• Pohgamia
geleid zyn; dewyl de volgende zo wel Indifche
zyn als deeze. Op Malabar wordt dit Kruidje
Adaca-Manjen , op Java Patta - Camoedi ge,
noemd van de Ingezetenen. Het valt omtrent
een Voet hoog, in verfcheide deelen van Oost-
indie, volgens den Heer Bu rma n n u s , die
bet onder de Ceylonfche Planten afbeeldc. L in-
Näüs befchryft het dus.
,5 De Stengen zyn onder en boven Takkig,
„ elfen: de Bladen overhoeks, Lancetvormig,
„ naakt, Zaagtandig, orgefteeld, geheelafloo-
„ pende en dus als de Steng omwindende, met
5> den Reuk van Lavendel - Olie: de Bloemen
,, eenzaam , aan ’t end derSteelen, byna Ko-
,, gelrond, Hemelfchblaauw, met den Styl uit-
,, fteekende. Aan ieder Takje is, een enkele
,, Bloemfteel, tegen een Blad over , en daar
9, komt een éénbloemig Takje uit den Oxel van
het naafte Blad , beneden den Bloemfteel
w
IV;
AFDEEt#
XXI.
Hoofd* lij 1 pi
Wonder is ’t zeker dat dezelve niet uit
den
M
diinc. cfispatis. Syjl. Nat. XIT. Gen. 598. Vc%. XIII. p,
«53. R. La^ib. 145. Sphitantlms purpurea alata lèrrata.
Burm. Ze-jl. ï ïo . T. 94. f- 3- Scabiofa Tndica major
8cc. Pluk. Phyt. T. j u . f. 6. Adaca - Manjen. Hort.
Mal. x. p. 8 ? . T. 4 3 . b u r m . Fl. IwL. p, i s ; »
G 5