IV. en fterk uitgeperst door een Teems of door
^XXIII* ^aairdoek uitgewrongen en dan op ’c Vuur of
H oofd-' de Zonnefchyn gedroogd. Het is verfchillen-
stok. de naar de meer of minder rypheid der Vrugten
SameKtic- en m0et met Veel voorzigtigheid gebruikt worden
Een of een half Grein is fomtyds genoeg,
om een geweldige Braaking en Afgang te verwekken.
De Wortel, op Wyn gezet en ook
voorzigtig ingegeven, heeft tot Geneezing van
Waterzugtigen geftrekt. Veiligst gaat men ’er
mede te werk, dooreene langzaame vergrooting
van de Gifte. De Bladen van dit Kruid zyn
ook, doch flapper, purgeerende. Het Sap dient
uitwendig om harde Gezwellen te doen verflaan.
Het komt in verfcheide oude en nog gebruike-
lyke Winkelmiddelen ; gelyk in de Zalf van
Agrippa tot de Verlosfing en in die van Artha»
nita tot Wormdooding dienftig.
U C U R B 1 T Kalabas.
De Kelk fs vyftandig en de Bloem vyfdee-
Jig in dit Geflagt, ’t welk in de Mannel yken
drie Meeldraadjes , in de Vrouwelyken een
vyfdeeligen Stamper heeft, en van de volgende
inzonderheid verfchilt door de Zaaden, die
een dikken rand hebben.
Behalve de gewoone Kalabasfen , bevat het
cok de Pompoenen , Watermeloenen , Kau-
woerden en dergelyken , in de zes volgende
Soorten*
CO
( i ) Kalabas met eenigermaate hoekige Wollige IV.’
Bladen, die van onderen , aan den voet, x^IIi *
twee Kliertjes hebben, en Houtige Vrugten* Hoofd»,
S T U K .
Zeer bekend is dit Gewas door de geheele 1.
Wereld. Men noemt het gemeenlyk Kalabas
en ook wel Kaauwoorde, in’ c Hoogduitfcb JTwr- Fiefduch.*
bis, in ’t Franlch Cour ge , in ’t Engelfch Gourd. nge‘
De fi0uur geeft ’er den naam aan van Flefch-
Kalebasfen en deeze worden in ’t Franfch ei-
gentlyk Calebasfe of Courge de Pelerin, dat is
Pelgrims Kaauwoerde geheten. In veele Landen
, immers , is het gebruikelyk , dat de Reizigers
en ’t Gemeene Volk zig daar van als
Flesfchen bedienen om Vogt in te bergen en by
zig te draagenj 't welk deeze Vrugten , in haare
Houtige Bast, zeer wel houden. In Indie is 't
een algemeen gebruik, dat de Tyfferaars, die
den Kokos of Palmiet- Wyn uit de Boomen
tappen , zig daar toe bedienen van ledige gedroogde
Kalabasfen ; als welke , wegens de
iigtheid, van hun gernakkelyk, wanneer zyden
Stam beklimmen , kunnen mede genomen worden
(*_). De
(1) Cucurbita Fol. fubangulatis tomentofls &c. Syß. Nat.
XII. Gen. 1091. Veg. XIII. p 716. Gooan Momp. 4,7. Cucurbita
Seminibus obfolete bicurnibus H. Ciiß. 451. Ups.191*
R. Lugdb. aai. HASSXLQ. It. 488 Cucurbita oblonga Flore
albo , Folio tnolli. C. B. Pin 313 Cucurbita Lagenaria Flore
»lbo Mor Hiß- n . p. 23- s. i. T. >. f. 3. RüMPH. Amb,
V. p- 397. T. 144. BURM. Fl. lnd. p. 209.
(*) Zie het Ii. Deels I. Stuk van deeze Natuurlek*
ffiflerie , bhdz. 316, enz.