IV.
Afdeel.
XXI.
H oofd
s tu k .
Vrugteloo-
'ze Veeluiy
•very»
XLV1U.
Centaurea
taleitrapoides
. Onver*
deelde.
xux.
Solflitialis.
Geel*
bloemige.
Het uitgeporfte Sap vandenSterredifteï was „
volgens de Ouden , purgeerende, en dienftig
tegen Aamborftigheid, Vallende Ziekte en Ze-
nuwkwaalen. ,’t Geheele Kruid is bitter en
komt in kragten den Gezegenden Diftel naby.
De Bast des Wortels, tot een vierde Loots in
Water afgetrokken, werdt in Vrankryk aangemerkt
als een Middel tegen de Koorts en
Graveel. Het Zaad zet zo fterk a f , dat het
fomtyds Bloed doet wateren , zo L o b ê l fchryft.
In Brabant komt het ook fomtyds met witte
Bloemen voor (*).
(48) Santorie met byna dubbeldoornige Kelken
en de Steng omvattende Bladen, die Lancetvormig
, onverdeeld en Zaagtandig zyn.
(49) Santorie met dubbeldoornige eenzaame Kelken;
de Tabbladen afioopende, ongedoornd,
Lancetvormig; de Wortelbladen Lierachtig
gefnipperd.
De
(*) LOBF.L Kruidb. II. p. 14.
(48) Cent,, are a Cal. fubdupt. spin. Tot. amptexicaulibus
Gooam flion.p. 461. Card. Steil. Fol. integris fertatis. MaGï*.
Monsp. Z92,
(49) Centauren Cal, dupl. Spin. Solitariis 8cc. H. Cliff.
Ups R. Lugdb. 140. GooAN Monsp. 460. GRON. Oriënt»
zy6, Carduus Stellatus luteus Foltis Cyani. C. E. Pin. 387.
Card. Steil, minor Apulus. Col. Eepbr, I, p. 30. T 31.
Card. Stellatus. Dod. Pempt 733. Catd. Steil. five Stdlaria
& Calcitrapa. Lob. Ie. II. p. n .
S y n g e n e s i a . 55
De bepaalingen onderfcheiden genoegzaam A
deeze twee Soorten, die zeer naar den gewoo- xxi. *
een Sterrediftel gelyken. De eerfte groeit om* Hqofd-
ftreeks Montpellier en'in Paleftina, zegt L in- 8™1*
M üs: welk laatfte misfehien op den volgen
den ziet, welken de fchrandere Rauwolf»
zo wel als den gewoonen, by Aleppo aantrof.
Men vindt denzelven ook in Italië, Switzer-
land, Provence en verder in Vrankryk en Engeland.
De benaaming van Spina Soljtitialis
■ zou ’er aan gegeven zyn, om dat hy in t midden
van den Zomer bloeit ; doch dit heeft hy
met veele anderen, als ook met den'gewoonen
Sterrediftel , waar mede hy fomtyds verward
wordt, gemeen. Daar is echter, zo in deK^eur
der Bloemen, die geel zyn , als in de plaat-
zing der Doornen, en inzonderheid in het Loof,
een aanmerkelyk verfchil.
f50) Santorie met dubbeldoornige getrapte end- Ce^ ure*
Kelken; de Bladen afloopende , Lancetvor-
mig, uitgehoekt en weerloos. fChe.
(51) Santorie met kanthaairig gedoomde end-
Kei ■ siciluan*
fche,
( jo ) Centaurea Cal. dupl. Spin. termin. confertis Sec. R.
Lugdb. 140. GoüAN Monsp. 46o. Jacéa Melitenfis Capit.
conglobatis. Bocc. Sis, 6 j, T . 35.
( s j) Centaurea Cal. Cil. Spin. terminalibus &c. GOOAW
Monsp. 461. Jacéa Sicula Cichorei fo lio, Fl. luteo, Capite
Sninofo. MORis. Hifi. UI. p. 144. S. 7. T. >8. f*
d 4
II, Deel. XI. Stt*#