N A - B E R I G T.
flaafdj des ’er nog zes overblyven , die ten
opzigt vaD de grootte by dezelven niet in ver»
gelyking komen. Ik heb, ona iedereen daar
van te overtuigen , en tevens als in eenen op-
flag het geheele beloop te vertoonen, de Ge-
fiagten, welken door my voor dezelven overge-
laaten zyn en dus nog te befchryven ftaan, hier
in orde laaten volgen.
V. A f d e k l i n g *
B O L - P L A N T EN . L i l i a .
Begrypende * buiten en behalve de genen
die een eigentlyken Bolwortel hebben , ook de
Lelieachtigen in ’t algemeen en dus de volgende
Geflagten.
Driemamigen of van de Derde Klasje.
Crocus.
Ixia.
Gladiolus.,
Antholyza.
Iris.
Zesmamigen of
Moraea.
Wachendorfia^
Co'mmelina.
Callifïa.
I
van de Zesde Klasje.
Hsemanthus»
Galan thus.
Leucoijum.
Tulbagia.
darcis fus.
Pancratium,
Crinum.
Amaryllis.
Bulbocodium.
Aphyllanthes.
Allium.
Lilium.
F ri-
Fritillaria. 1 Anthericum.
Uvularia. Polyanthes.
Gloriofa. Hyacinthus.
Erythronium. Aletris.
Tulipa. Altftroemeria,
Albuca. Hemerocallis
Hypoxis. Melanthium.
Ornithogalum. Trillium.
Scilla. Colchicum.
Cyanella.
Helonias.
Asphodel us.
Van de Negende 9 Elfde en Twintigje Klas-
fe , enz.
Butomus.
Gethyllis.
Orchis.
Satyrium.
Ophrys.
Serapias.
Limodorum:
Cypripedium.
Sifyrinchium.
Ferraria.
Chryfitrix.
VI. A f d e e l i n g .
G R A S - P L ANT EN. G r a m i n a ,
Waar onder alle de genen die Halmen drasgen
of Bies achtig opfchieten » en dus ook alle
Soorten van Koorn of Graanen begreepen zyn.
Een en Twetmannigen.
Cinna. Anthoxanthum.
D d 4 Drie-
It. Dbel. XI. Stu k.