Afm Gewas vaö deeze Difteleo* De Steng is Tom-
“ »> £yds ééo> fomtyds twee- of driebloemigpj,,
Hoofdstuk
(4} Morgen fter met gebondelde Koppen; dé
iv. zy delingfe Kelken onvrugtbaar; de Bladen
ftrizo/Ts! van boven ruwK
Ruime.
De aanhaalingen zouden deeze Soort byna
verwarren met de Tuildraagende Saffloer, welke
ook, door den Hoogleeraar A. vanRoyen,
in *t Geflagt van Echinops geplaatst is geweest
( f ). De Afbeelding van het Zwarte Cha*
mteleon van C ortusüs fchynt my nader te
komen aan deeze Soort, .dan de Witte Doorn
van L o b E L , by hem gehouden voor het Be-
delguard der Arabieren, Het is niet te verwon»
deren, dat in zo onhandelbaare Planten, die in
’t wilde groeijen , en fomtyds byna ongenaakbaar
zyn, aanmerkelyke duider heid plaats heb-
be. Die is echter zeer opgehelderd door den
fchranderen L oefl I n g , welke , op open
Heavelen , by Madrit, deeze Soort van Mor-
genfter-Doorn aantrof, Stengen hebbende van
een
C*) Ger. Prov. 17s.
( 4 ) Echinops Capit Fatcïcularibus &c L oefl. Hisp. 159,
R. Lugdb, 144. N. 2. Carduus tomentofus Capit. majore. C.
B. Pin. ;S2, Scabiofa Carduifolia annua Herm. Par. 224,
Chamadeon nigcr Cortufi DOD. Pompt. 729. Carduus Sphse-
toceph. tcnuif. violaceus. BARR. Je. 144. Spina alba. Lob.
ie. II. p. 9,,
( t l Carihamus Corymfoftth Zie het voorgaande Stok ,
feladz, 52$»
een Vinger tot een Voet lang ; des deze’ve
onder de kleinen te tellen is. Hy hadt een mg- x x i/
ten Pen wortel en gaf doorgaans maar één, zei- h .ofd-
den twee Stengetjes uit , die met een dunne stuf.
kleverige Wolligheid bekleed waren. De
den waren Vindeelig , fmal, van boven met
fty ve Haairtjes bezet, aan ’t end een fcherpen
Stekel hebbende, zynde de bovenden Lancetvormig
, ook aan de punten der Tandjes gedoomd
» De Bloemen waren tot een rondachtig,
los , eenzaam endhoodjje vergaard , bestaande
uit de byzondere Kelkjes en deeze
wederom uit Elsvormige , kanthaanïge Schubbetjes
, vyfdubbeld , met eene aanmerkelyke
Haairigbeid omkleed , ieder één enkel Blommetje
bevattende , dat vyfdeelig is en twee-
flagtig. Buiten eenige omgeboogene Haairen aan
>t end der Steng, was hier geen gemeene Kelk.
Het Zaad hadt een kort Haairig Kroontje, zynde
vyfhoekig en groot naar het Gewas. De
Kleur der Bloemen bevondt hy uit den paai1-
fchen hoog, blaauw te zyn en de Kelkpuntjes
waren naar de Zon gekeerd (*}•
G ü h *
- By verkorting is deeze befchryving door my van
LoEFLiNG ontleend. Dié, welke LINN-SUS daar vm (in Sp.
p;a,t* r«m, II- p, *315,1 geeft' , verfchilt aanmerkelyk.
, , De Reiken (zegt zvn Ed ) met gekielde Schubben, zyn
, , boven effen , aan den voet kanthaakig , tot geen Kloot-
, f rond Hootdje v erg a a rd maar gebondeld, de zyde'ingfe of
j, onderfte Kelken kleiner en onvrugtbaar of zonder Blom*
n na"-
DïM»> X I . STUIti