Afdeel, ^ oudsbIoem met Schuitachtige gedoornds
xxi, Aaaden, die allen krom zyn.
H oofd- j
stuk. Dit zeer bekende Kruid , dat men in *t Franfch
CajLuiaf^ri “ .’£ EnSelfch Marygold, in ’t Hoog-
Officinaih. uuitlch Ringelblumen noemt, komt met een
♦ menigte van Verfcheidenheden en veranderingen
voor. Zulks betreft niet alleen de Kleur die
bleek , Citroen of hoog geel, en fornryds’ ge-
mengeld is ; maar ook, dat het geteeld wordt
met omgeboogene , met menigvuldige en met
kinderende Bloemen. Bovendien is in de Goudsbloemen
opmerkelyk, dat zy 's morgens Iaat
open gaan , en ’s namiddags vroeg weder fluiten.
De raare verlieren de Bloemtuinen, maar
de gemeene, inzonderheid die Saffraangeel zyn*
vindt men dikwils by de Boeren Wooningên ,
ten platten Lande, alwaar men de Bloemen ge-
bruikt om een hooger Kleur te geeven aan de
Boter. Zy hebben een niet zeer aangenaamen
Reuk, de Smaak is zoetachtig en vervolgens
bitterig met eenige fcherpheid, Zy zyn Zweet-
dryvende , Openende en Hartfterkende. Men
gebruiktze, op fommige plaatfen, voor Saffraan.
In»
( z ) Calendula Sem, Cymbif. muricatis incurvatls omnibus.
Calend. Sem. Radii Cyrtbiformibus echinatis, Disci bi*
cormbus. Mat. Med. 407. Gort. Belg. 250. Kram. Auflr.
261. Gouan Mëisf, 4 62. H. Cliff. 4 -5 , R. Lugib'
Caltha v u l l is . C . B. Pin. z 7s. p0iyanthos major;
ïloribus reflexis. j . Proliféra majoribus Floribus, C. B. Pin,
Calendula. Doo. Pempt, »54,
Inzonderheid wordt de Azyn , die op deeze IV._
Ëloemen geftaan heeft , voor een uitmuntend Xxi, *
Middel tot uitdryving der kwaadaartige Stoffen, Hoofd»
in allerley Uitflag, Blutskoortfen en zelfs in
Peftilentiaale Ziektengehouden. Om de bton-„.Wi^ ri(If,
den te verwekken is het Sap des Kruids kragtig
aangepreezen. Een Pap daar van door Kneuzing
, met VVyn en een weinig Zouts bereid,
vermurwt dikwils harde Gezwellen. De Bloemen
en zelfs de Bladen, neemen door aanwry-
ving,zegt men, de Wratten weg en de Lykdoo-
rens der Voeten.
Of, nu, de tamme Goudsbloemen, die men
in de Tuinen en op Velden teelt , in Soort
•verfchillende zyn van de Wilde, welke in de
Zuidelyke deelen van Europa , de Akkers,
van zelf voortkomen , fchynt nog niet uitgemaakt
te zyn. De Wilde verfchillen eenigszins
in Blad, zo de Ridder aanmerkt, en hebben de
Bloemen kleiner ; maar het voornaam fte onder-
fcheid zou in het Zaad beftaan, als in de be*
paaling wordt gezegd. Myns oordeels, echter,
ftrydt daar tegen, dat de Tamme Goudsbloem
de Zaadjes op de Schyf tweehoornig heeft: dan,
immers , zyn ze niet allen krom. Ook wordt,
door de Autheuren, de eene met de anderè ver-
ward. T oornefort merkt aan, dat die
kromme Zaaden van den omcrek eigentlyk Kasjes
of Doosjes zyn, welke ieder een langwerpig
Zaad bevatten j des hy van dit Geflagt, om die
reden , zelfs een byzondere Afdeeling maakte.