$<$ S a m e n t e e l i g e K r u i d e n d
IV,
Afdeel,
XXI.
Hoofd*
STUK*
UI.
Centaur ca
(entauroi-
ctt.
Apulifche.
UII.
Collina.
Heuvelige.
Kelken; de Bladen ajloopende t Lier achtig 9
ongedoornd en grys,
( S2) Santorie met kanthaairige gedoomde Kelken
$ de Bladen Lierachtig gevind en ef-
fenrandig, met de uiterjie Slip grootst.
(J3) Santorie met kanthaairige Jlap gedoomde
Kelken ; de Wortelbladen dubbeld Vmdee«
lig i de Steng fpitshoekig.
Ru^'ns Santorie met kanthaairigegedoomdeKeL
Rotasige. ken , de Bladen dubbeld gevind, Liniaal.
De Bynaamen wyzen de voornaamfte Groei-
plaatfen van deeze aan, die allen echter, behalve
de laatfte, ook in Languedok, by Mont-
pellier % voortkomen. De derde en vierde zyn
Insgelyks in Spanje waargenomen ; de Iaatfle
alleenlyk in Icalie. A’len zyn zy rot de Jacéa
betrokken geweest, naar welke zy veel gely-
ken, komende daar in overeen, dat de Bladen
weerloos, de Koppen gedoomd zyn* De vier
laatften hebben de Bloemen geel, en zyn overbly
0 t) Centauren Cal. Cil Spin. Fol. Lyrato - Pinnatis &c.
Gouan Monsp. 461, R. Lugdb. 4! N i 7 Jacéa Javis ma-
xima Centauroides Apula, Col. Ecpbr. j j J5>
O O Centauren Cal. Cil. inerm. Spinofis &c. Gouan Monsp.
461. Jacéa lutea Cap. Spinofo. C. B. Pin. z7i t W a luteê
Flore. Clus. Hift. II. p. g.
(S4) Centauren. Cal. cil. Spin. Fol. bipinnatis Linearibug.
Jacéa monnna minima tenaifolia. Col. Ecpbr. l. t . je
S Y N G E N E 8 1 A,’ 57
blyvende Planten. De allerlaatfte heeft de Kelk- IV.
fchubben op de kant bruin gehaaird en uit-
loopende in een enkelde flappe Dooren, kor-Hoofd-
ter dan de Schubben zelve , waar van de*’1’0**
binnenrten rappig zyn. f ru/rZ*<
F. C r o c o d i l o i dea. Met enkelde Kelk-
doorens.
De naam van deezen Rang is van V a 1L-
la n t ontleend , die twee Soorten , daar in
voorkomende, Crocodilium hadtgetyteld,omdat
derzelver Kelk mee Steekende Doornen is gewapend.
Dit zou dan ook op die van den voor-
gaanden Rang toepasfelyk zyn. Plsni d s maakt
van een Crocodilium gewag, dat Dioscori -
des hadt voorgefteld , die ’er zekerlyk een
fteekende Doorn door verftaan heeft. T aber-
hemont neemt ’er den Zwarten Chamceleon
voor, dien men in ’t Hoogduitfch IVelfchthijtel
noemt (*j.
(J5) Santorie met geheel eenvoudig gedoomde l v .
Kelken, twee Tanden tegen elkander over; *
de Bladen Lancetvormig, onverdeeld, of-spe«^.
loopende.
In
(*) Zie deezen hier voor, in ’£ Geflagt van Carthamut,
onder den bynaam van Corymhofus, befchreeven; doch Di-
OSCORIDFS bedoelde door Crocodilium een ander Kruid. Zie
C am. Epit. p. 4?j.
(J5) Centaurta Cal. fimplicisfime Spinofis &c, Am* As*d*