IV. bekwaam, en dit maakt den Eerjlen Rang der
SamenteeliDg, te weeten de Egaals Veel*
Hoofd» wyvery (Polygamia cequalis) uit (*). Hier
stuk, toe behooren byna alle die de Blommetjes, als
Tongetjes, in ’t ronde uitgefpreid hebben, gelyk
de Paardebloemen ; als ook veel Kopbloe-
migen, gelyk de Doorns en Distelen,enScbyf-
bloemigen, gelyk het Reineyaren , enz. De
Tweede Rang) O vertollige V eelwy-
v e r y (Polygamia fuperfiua) getyteld (f) , bevat
de meefte Straalbloemigen, of Planten met
Geitraalde Bloemen, gelyk de Afrikaanen s
Chryfanthen en een menigte anderen, waar onder
ik, om de duidelykheid , alleen de Madelieven
hier onder ’t oog breng, In deeze begaat
het ronde middelftuk, dat men de Schyf
noemt, uit Trechterachtige Blommetjes, die,
gelyk de voorgemelden, Tweeflagtig zyn; doch
de omtrek uit Straalen van Tongblommetjes ,
die Vrouwelyk zyn, en dus de bevrugting der
Meelknopjes van de middelften noodig hebben ,
om Zaad voort te brengen.
, Deeze twee Rangen, waar in zeven* en-zeventig
Geflagten begreepen zyn , heb ik reeds
befchreeven. Nu volgt de
D e r d e R a n g .
Vrugtelooze Veelwyvery.
Gelyk in de Geftraalde Bloemen het geval
is s
C*) Zie ’t voorg. X, Stuk, bladz, 34, j.
(f) ’t Zelfde, bladz. j 63, en VI. Stuk, bladz, 41;
S l f N G E N E S I A . J
ïs, wanneer de Blommetjes, die de Straalkrans IV»
uitmaaken, door gebrek van een Stempel (Stig- At?xxT,L’
ma) ter bevrugting en dus ook tot voortbren-Hoofd-
ging van voortteelend Zaad onbekwaam zyn (*).STUK-
0 t * « t Poly^amia Het eerfte Geflagt, daar in voorkomende, voert/r(^ ^M,
den naam van
H e l i a n t h u s. Zonnebloem.
Hier is de Stoel vlak en met Kaf jes bezet: het
Zaadpluis beftaat uit twee Blaadjes : de Kelk
is meeftendeels rappig gefchubd.* Het bevat de
dertien volgende Soorten (+).
O )
(*J Vergelyk het VI. STUK deezer Natuurlyk? Wflorit ,
bladz. ]zi.
( t ) In deeze zeer bekende en gemeene Bloemplanten is
het gemelde, voor een beginnend Liefhebber, zeer gemak-
kelyk na te gaan en te onderzoeken. Inderdaad de Klasfa
der Samenteeligen levert in deezen een pleizier uit boven de
verbeelding , zo voor ’t bloote Oog als voor ’t Mikroskoop
en Veigrcotg:azen. In Blommetjes niet dikker dan een Haair-
tje of Spelde zal men de groot’fte volmaaktheid van wèrk-
ïuiglyke figuur en Vrugtmaakende deelen bevinden, die men
wenfehen ksn, niet te kort febietende by de fchoonheid van
een Tulp of Anjelier. Gezweegen van de fynheid van het
Zaadpluis en Stuifmeel, welke alle verbeelding te boven gaat
In zulke kleine Blommetjes en de ontzaglyke kleinheid der
Leeuwenhoekfe Zaaddeeltjes befchaamt. Ik heb Stuifmeel*
Bolletjes-waargenomen, wier middellyn naauwlyks het hon-
derdfte gedeelte van die van een Zandkorrel bedroeg en dus
niet groot er dan hy de kleinfte -Zaaddierrjes rekende. Deeze,
nu, moeten , ter beviugting, nog barften en een ongelyk
fyner Stof uitwerpen.
A 3
O» Deel. xi, Stuk.