IV.
A fdeel
xxu
H oofd
stuk.
hlotdzacfc.
lykfi FetU
•wyvery,
Dit Kruidje, dat door geheel Europa, a?s oö&
in onze Nederlanden, op Zandige piaatfen der
Heiden, als ook in Tuinen en Moeshoven voor»
komt noemt men in ‘t Neerduitfch Rem»
kruid, welke benaaming , van ’ê Hoogduidch
Ruhrkraut ontleend , alleenlyk ziet op het gebruik,
dat men 5er , wegens de famentrekken-
de hoedanigheid , onder *t Landvolk we! van
gemaakt heeft tegen het fterk Afgaan of den
Bloedloop. Het wordt ook wel in plaats van het
Kattepoot of Groote Muizen - Oor, hier voor
befchreeven , tegen Borstkwaalen, in Afkooksel
, ingegeven. De Franfchen noemen het ,
met andere Soorten, Herbe a Cütoti\of Coton de
Mer, dat is Zee - Katoen, de Engelfchen Cud-
weed, om dat men het voor de Kunders dien»
ftig oordeelde en dezelven weder herkaauwen
deedt. Herba Impia werdt het, volgens P l i-
N ius, geheten , om dat de nabloemen zig hoo-
ger verheffen dan de eerfle : ten minfte getuigt
hy zu'ks van zeker Kruid (t)-
Het tegenwoordige valt omtrent een Sjpan
of
GOUAN Monsp, 465» Gnaphalium Caule dichotomo. R.
LutUi> 148- N. 4. Kt. L*?p. 2*9 Fl.Suec. 677, 779. Gna-
phalium vuig* majös. O.- &• F*n 293« Gn;ph* Geimanicum.
J B. Hiß. UI. p. IJS' Filafio feu Impia. DOD. Pempt. 66»
Gnapb vulgare, Filago, Centunculus: Lob. Ie. 480.
in Switzerund vurdt men her op alle Zaailanden ,
tusfchen de Sroppeen, zegt Haller, overvloedig.
( f ; O1' id impiam appeilavcre , cjuoniam Liberi fuperPa»
jenteai cxccllant. Libx, XXIV. Gap. 19.
öf een Voet hoog, met een opflaand, Wollig» IV.
gebladerd, wyd gemikt Stengetje, datTakkig
is, en zagte Lancetvormige Blaadjes heeft. Ia Ioofd-
de mikken zit overal een Bolletje van Bloemen»iTUK*
die uit een gemeen middelpunt fpreiden, door
Wolligheid famengevoegd. In de jonge Plant
zitten de Bolletjes aan ’t end, maar de uitfchie-
tende Takjes verheffen zig daar boven met nieuwe
Bloembolletjes als gezegd is. Ieder Bloem
heeft een vyfhoekigen Kelk, van fpitfe glanzige
Schubben, geel gerand , bevattende ^eele Vrou-
welyke en maar twee of drie Trechterachtige
tweeflagtige Blommetjes. Het Zaad is van allen
gepluisd (*).
Dit Kruidje wordt niet alleen tot floppingvan
den Afgang, maar ook tot Bloedflemping , inzonderheid
by een overmaatige Stonden - Vloed,
van fommigen aangepreezen. Gekneusd zynde
en in Olie gekookt, legt het Gemeéne Volk,
in de Westelyke deelen van Engeland, het.
zelve op Kneuzingen en blaauwe Plekken,
van ftooten , vallen , of flaaD. In drooge en
Kink-
(*) Dit zegt de vermaarde Ha l l er van deeze , en Dok»
tor S COBOL i hadt her ook gezegd van de^ voorgaande
Soort; des het te verwonderen is, dar L i i j n s u s aan dit
Geüagt een ongepluisd Zaad toefchryve ; te meer , daar
T o ' i BNEï o a T zelfs het Zaad in zyn Geflagt van
Filago» daar deeze de eerde Soort is, met Muis hadt afge-
beeld, in de voorgaande zelfs is het zo lang als de Blommetjes.
ScoP. Flor. Cam, 36«.
G a