A JJ* dikwiIs van dertiS wc veertig en meer Knob-
«w be,s voortkomen, gelyk de gewoone Aardappe-
H oofd- len groeijen, dikwiIs van grootte als eens Mans
yrtiguim Vüist’ roodac^Ft,§ bruin van buiten en wit van
*< binnen. De Smaak is zoet, en wanneer zy
gebraden of gekookt, met Speceryën en ’t geen
verder toebehoort, bereid zyn, by fotnmi-
gen een Lekkerny. Men teeltze, deswegen,in
Engeland en Duitichland veel, in Tuinen en
op Akkeren.
* ' ( f ) Zonnebloem met de Steng van onderen
dtcaoêta- glfld j de Bladen Lancetswys’ Hartvortnig
^Tienbia- drieribbig \ de Bloemen tienbladig gejiraald ;
dige. de Bloemjleelen ruuw.
vi. (Ö) Zonnebloem met rappige, Blavigtioo
dmSS betten , agtbladige Bloemen, A/y-
: ro72^e E/aden e» de Steng van onderen
ruuw.
Deeze beiden > veel naar elkander gelyfcende,
groeijen in Kandia. Men kanze als Verfcheiden-
heden van de gewoone Plant Zonnebloemen
aanmerken.
VII ( 7) Zonnebloem met een Spoelachtigen Wortel.
Strumafus. /•o\
Raspwoi* V '
* Ëe* <5> Htlianthus Cïule infeme Ixvi, Fol. Lanceolato-Cor.
datis &c.
(6) Heliantkus Cal, Squarrofls undu!acis Sec. Am. Aead, IV.
f. aj)o.
(7) Heliantkus Radice Fnfifoimi. H. Ciïff. 420. R, Lugdb.
f8) Zonnebloem met overhoekfe Lancetvor- W*
^ v> AtoeeZa mige9 ruuwe Bladen, die aan den voet kant- XS[ -
Jiaairig zyn en eene gefirekte rauwe Steng. Hoofd.
STUK.
(9) Zonnebloem met overhoekfe , breedachtig ^vnr.
Lancetvormige, ruuwe Bladen, met Haai- Gigamcus.
rige Steelen en een gefirekte gladde Steng. tig^usach'
Of men deeze als weezentlyk verfchillende Ai,gfmmu
Soorten moet aanzien s is nog ’ niet volkomenu,O OZSefie»c
beflist. Zy groeijen in verfcheide deden van
Noord ■ Amerika, Virginie, Kanada en Penfyl*
vanie. De Wortels van de eerfte , naar Franiche
Raapen gelykende , worden door de Kanadiers
gegeten. De tweede eo derde hebben de Steng
wel tien Voeten hoog. Net zyn overblyvende
Planten.
p o ) Zonnebloem met gepaarde drieribbige , x.
Lancetvormige, Zaagtandige ejfene Bla- GUdbfc-
den} de Steng en Bbémfieelen glad. diS'
Daar
m . Chryf. Canad. latiF. elatius. Bocc. Sie. 52. T. 27, f. 4.
Chryf. Canad. Stiumofum vulgo. H. Lugdb. 143.
(8) Helianthus Fol. altera. Lanceolatis 8cc. Hel. Fol. Lanc.
fesfilibus. Gron. Virg. 129. Chryf. Virg. altisfimaio, angus-
tif. &c. Pluk. Alm, 99. T. iSs>.f s. Moris. ttiß.HI. S. 6. T.
7. f. 66.
(9) Helianthus Fol. alt. latiuscule Lanceolatis Sec. Chry-
fanth. Virg. altisfimum puniceis Caulibns. Moris. Hiß. tjr,
. ö. T. 7. f. 67.
(10) Helianthus Fol. oppofitis trinervüj Lanceolatis ferratis
latvibus. Gron. Virg, u p .
HHH