IV. De driebladigheid is bet voornaame Kenmetk
van deeze, die de Schaft in *c midden groen-
H oofd- achtig of roodachtig zwart heeft, vallende kiek
stu k. ner dan de eefstgemelde. Men vindtze in Bra-
fil> alwaar de zydbladen van de drie, uit waards,
gekwabd zyn , *t welk geen plaats heeft in de
Virginifche, De Bloem hadt de Ridder gezegd
in beiden eenhuizig te zyn j dewyl men op den
zelfdep Stoel Macnelyke en Vrouwelyke Bloem*
fcheeden aantrof: maar thans noemt hy dezelve
tweehuizïg, By G ronovius vind ik daar
van geen gewag, en *er fchynt een aanmerke-
lyk verfchil plaats te hebben in deeze Plant,
die fomtyds klein , fomtyds gfópt fchynt voer
te komen. Immers hier zou ook die, welke
C l a YTON allergrootst driebladig Kalfsvoet
noemt, waar van de zydelingfe Bladen uitwaards
gebult zyn, behooren.
Ik heb, uit Japan , een zodanig Blad ontvangen
, waar in het zelfde plaats heeft en
welks deel-Bladen ieder, wel zes Duimen breed
zyn, en met de purt omtrent negen Duimen
lang. Zy zyn, zo wel als in de Westindi-
fchen , fterk geaderd en met evenwydige Ribbetjes
doorweven: zodat dit Driebladig Kajfs-
voet ook tot de Oqstindifché Planten behoort,
Ht B. On-
GRON. Vtrg. 141, Pracsjnciilus f. Serpent, uiphylla Br*f|-
liana. C. B. Pin. 175. Prodr. 102. Dod. Mem. gr. f. 273*
Arum minus triphyll. f. Arifarum Mor. Hiß. 111. p,
547»' S. iï- T. j . f- 4?« y . Arum f. Arifarum &c, Ptu^.
film. sz. T* 77. f* J. lteip. T, 37«. f. 3,
Ongeftengde met eokelde Bladeq. Af^ ee%
* XXII
(■ 5) Kalfsvoet, dat ongeftengd is, met Schildm [|0ofd-,
vormige Eyronde uitgegulpte Bladen, die stuk,
aan den voet uitgerand zyn. Ar*mC*
locafia.
Dit Egyptifch Kalfsvoet, dat ook op Kan-^Egyp-
dia, C y p r u s , in Syrië en elders aan de Mid-“ ' f
dellandfche Zéq groeit, wordt Colocafia genoemd.
Men vindt het op Waterige plaatfen
in de Gebergten van Arabie, en omftreeks Ro-
fette, aan den Nyl , wordt het by geheele Akkers
vol geteeld. Het zelfde heeft plaats in
Oostindie , alwaar de Wortel , zo wel als in
Egypte, tot Spyze ftrekt.
De Ouden,gelyk D i o s c o r i d e s , hebben
door Colocafia, zo 't fchynt, de Boondraagetide
Plompen, wier Wortel ook eetbaar is (* ), vert
a n j doch de hedendaagfehen, of liever die
men »de Kruidkundigen van den middeltyd noemen
mag, gelyk Cl ü s i u s , geeven dien naara
aap dit Kruid, welk de Egyptenaars Kulkaas
heeten. Het heeft een Steel yan twee Voeten
hoog-
( S) A*um acaule , Fól. peltatis ovatis repandic &c. Ca
TESB. Car. 11. p. t . 4J. H. CU ff. 434. N. 4. Ups. 2*0.
B.. Luidb. 7. HASSEtqi. /*. 4*-6- Arum mas. Ägypt. <§.
Colocafia. C. B. Pin. 19J. COL. Eepbr. 11. p. 1. T. I.
RumPH. Amt. V. p. SU- T* *°9* Colocafia. CLUS, Hiß. 11.
p. 73. DOD. Tempt 31S. B«RM- PI. tni. 192.
(*J Zrc het II. Deels IX. Stok , deezei Nat. Hiß. bS, >15.
M 5