A"DEEL.
XXIII.
Hoofdstuk.
VII.
Urtiea
grandifo.
(ia.
Grootbladige.
VIII.
Car.nabina,
Hennipbladige.
(?) Brandenetel met gepaarde Eyronde Bla*
den, Hartnrmige onverdeelde Stoppeltjes %
en een Pluim van Trosjes zo lang als de
Bladen.
(8) Brandenetel met gepaarde driedeelige in-
gefneedene Bladen.
Van deeze i$ de eerfte , wegens de grootheid
der Bladen, die dderibbig zyn, op Jamaika
gevonden •, de andere , door A mman af-
gebeeld , groeit in Siberie, Deeze heeft het
Loof byna als de By voet, Iterker brandende dan,
dat der gemeene Brandenetelen, en groeit dik-
wils tot eens Mans langte hoog. De Steng en,
Takken zyn paarfch. Men maakt ’er, zo wel
als van de gemeene, gebruik van tot Moes.
ïx. (9 ) Brandenetel met gepaarde langwerpige■
Cylmdrica. j j i , j rr ■ -rT, , ° Rond- maden; de Katjes Rolrond, eenzaam, omkattige.
verdeeld, ongefieeld.
Op, Waterige plaatfen van Jamaika, Kanada.
en
Damp uitgeeven; gelyïc het Gras en meer andere Kruiden ,
afgefiieeden zynde , doen.
( 7) Urtiea Fol. oppos. Qyatis, Stipulis Cord, individs
Urtiea ere<£ta Scc- Brown, Jam. 337. Urtiea iners Race-
‘tnofa Sylvat. Sloan. Jam 38- H ß . 1. p, 124. r . 83. f.2.
Urtiea Kol. oppos. tripaxtiris incitis. H. Ups. 2.8;. y r-
tiea Fol. profunde laciniatls, , Sernine Lini. Amm. Ruth. T.
? ï. Tozzet. App. 185.
(9) Unica F of. pppos. oblongis Scc. Gbon. Virg. II. p. 14«.
Urtiea Racemofa hmnilio; iners. Sloan, uts. T. 82. f, z„
M O N O I K I
en Virginie, groeit deeze Soort, welke door IV.’
de gezegde hoedanigheid kenbaar is, en boven xxih "
dien tot de Doove Netelen behoort. De Bla- Hoofd^
d?n zyn langwerpig, Zaagtandig, geribd, ge-
Beeld, neerhangende , van onderen een weinig
ruig, korter dan de Katjes , die aan den top
der Steng, welke met Blaadjes gekroond is, als
kleine Pilletjes maaken.
( j Brandenetel met gepaarde, Eyronde, ef-
fenrandige, gejireepte Bladen.
Cl o) Brandenetel met gepaarde Eyronde kant-
haairige Bladen en gemikte Trosjes.
' C11) Brandenetel met gepaarde Lancetvormige
effenrandige Bladen, die aan de ééne zyde
Jmaller zyn.
. Tot het Glaskruid zyn deeze betrokken geweest,
waar van zy de gedaante hebben, inzonderheid
de laatfte; doch zy verlchilleo door
de Bloem-Trosjes, welke naar die der Brandenetelen,
gelyken. De eerfte heefteen Stengetje
van paaar eea Handbreed hoogte, rond en Byf,
Urtïca
Alienata,
Vervreeta«
de.
X.
Ciliaris.
Kanthaairige.
XL
Pariet4*
ria.
G.laskruidijge.
’•'V
K
■
m«IH
m m ,
vaJöiK: 1
■ (i v/. V ■ I
( ) Urtiea Fol. oppos. Ovatis integerrimis lineatis. Jarie-
taria Zeylanica. Sp. Plant. 1492. HERM. Zeyl. 30.
( ró) Urtiea Fol. opp. Ovatis ciliatis , c. Parietaria Race*
tnofa, Fol. ad ota* villofis. Pjlum- le. 120. f. 2.
(11) Urtiea Fol. opp. Lanceolatis integerr. hitje anguftio-
ribus. R- Lugdb. aio. Pariet. Fol. ex adverfoScc. Sl.OAN,
Jam. ,o. Hiß. 1. p. 144. T. g j. f.
r s
i *