IV.
Afdeel.
XXIII.
ÜOOFD*
STUK.
Samentee-
Jige.
De ongenaeene grootte der Kalebasfen in In-
die, fomtyds een half Anker en meer kunnende
inhouden , geeft daar toe aanleiding. Ik heb
een Surinaamfe van eene Peerachtige figuur,
anderhalf Voet lang en over ’t kruis half zo
dik, welke ik denk wel zes Mengelen Vogt te
kunnen bevatten. Sommigen zyn kromhalzig
als een Retort, met een zeer grooten ronden
Bol: fommigen effen , anderen met Knobbels bezet.
Men vindt ’er die minder Buikig zyn en
van ongelyk meer langte (*). P l i n i ü s getuigt,
dat menze in Italië, onbedwongen gegroeid,
negen Voeten lang gezien heeft. Ik
zag voorleeden Jaar, by mynen Vrind Z.Br a *
k e l , Kweeker en Kenner van veele Uitland-
fche Gewasfen, buiten Utrecht, de zogenaamde
Hercules- Knods van ongemeene grootte, welke
zyn Ed. , op myn verzoek, volgroeid zynde ,
gemeten heeft en bevonden vyf en een half
Voet lang te zyn. Dezelve was zeer dun, zynde
van onderen in middellyn maar een half Voet,
en van boven twee Duimen : zo dat zy een
Knodsachtige figuur badt, wee gen de , nog ongedroogd,
zeventien Pond , en, dus geelachtig
groen zynde van Kleur. Sommige Kalabasfen
vallen rond en dan zeer groot , anderen niet
grooter dan middelmaatige Appelen. Men vindt
’er
( * ) De menigvuldige Verfcheidenbeden van Kalabasfen of
Kasuwoerden heeft Wiinmann op vier Plaaten zèer uit*
voerig vertoond; Zie zyn Kruidboek, N. 44a • 44;.
*er ook die in ’t midden iögekneepen zyn; juist IV.
gelyk de Flefch - Kalabas by L obël en Do-
p o n t o s afgeheeld wordt (■ *}; want men kan Hoofd-
ze zp dcor ombinding als anders, onder *t groei» *TÜK*
jen, tot veelerley gedaanten dwingen. Evenwel
hebben zy het natuurlyk , by den Steel wat
dikker te zyn en dan meer of min te verdunnen ,
per zy den Buik maaken.
In de Kleur der Kalabasfen is ook een aan-
merkclyk verfchil. Sommigen, zyn groen met
geele Vlakken , anderen geheel geel, en fommigen
hebben een aardige marmering van rpode
cf yvitte Vlakken. Ook veranderen zy , dat
zonderling is, ais menze bewaart, fomtydsvan
Kleur 5 wordende het geele de eene Maand
groen, en in een volgende weder geel. Gezegde
Hovenier rekende omtrent twintig Verfchei»
eenheden daar van te hebben. De Bloemen zyn
wit en in fommigen vry aangenaam van Reuk,
Het Zaad, omtrent een Duim lang, is plat en
dik, wit van Kleur , eenigermsate-hoekig of
met punten , bevattende een Pit, die aangenaam
van Smaak is en in de Apotheeken geteld
wordt onder de Verkoelende Zaadeii,
Van de Kalabasfen kan men niets tot de Kost.
gebruiken , wegens de walgelyke bitterheid,
zegt R o m p H i u s ; maar H a s s ejl <£d i s t
ver-
(*) Cucurbita Lagennria. Los- Ie. S44. Cucurbita prior,
Dod. Pompt. 66 8. Efsafte of Flefch - CaRuwuorderi. D.od,
Kruidboek, bl, 1044.
I I , DfcJKL, X I . STUK.