az4 E e n h u i z i c e KRUiiSfiif;
Afdeel. rao,edcf zoa> dat het een inboorling van Swié-
XXIIi. zerIand w«e (*> Ondertusfchen vind ik by
H oofd* Ha l l e r , noch inzyn oude noch in zynnieu-
*j^rw WG ^ er^» over de Planten ^ ™ » - e6nig gewag yan dëeze pildravaagne nSdwe iotzfe rRlaönödm ,-
fche Netelen , van welken deezé byna alleen
door de rondheid der Bladen en de paarfche
Kleur van Stengen en Bladfteelen verfchilt j. zo
dat menze, volgens L i n n jeus , misfchien
Voor eene Verfcheidenheid of Kroost van dezel-
ven houden kan. Maar hoe zon dit kunnen
Vallen , wabneer zy baare Groeiplaats in Oost-
andiehad? De derde, naar den beroemden Do*
dart gebynaamd, die ’er Glaskruid- Bladen
dan geeft, heeft het Loof naauwlyks Zaagtan»
dig ; anders komt z y , zelfs door de om laag
geplaatfte Mannetjes - Bloemen , met de voor*
gaanden overeen. Allen zyn zy Jaarlykfe of
Zaay-Planten , ên de eerfie, die men hier in
de Tuinen heeft, is in Medicinaal gebruik ge*
vveest. Het Zaad, inzonderheid, was tot Borst»
kwaaien in veel achting. qA
(*} Linnsus öelt, in Mat. Mei. de Groeiplaats , van
deeze Roomfche Netelen, in Próvence, SwitZerland, Enge-
land. van Próvence en Languedofc is het zeker J BAuiii*
wus vondtze by Rafel op de Velden, als ook by Geneve.
Rat getuigt dat zy in Engeland op verfcheide plaatfen wild
groeijen. Volgens Dodonaju« zonden zy, zelfs in de Ne.
derlanden, met zeldzaam zyn :• doeh dit zal raooglyk op de
Tuinen zien, of dat zy ’er, hier en daar, voortkomen uie
gevallen Zaad : gelyk menze dus ook in de Tuinen der
Liefhebberen , zo Kramer zegt , in Neder . Ooflenryfe.
M o N o I K I A.
W) Brandenetel met gepaarde Eyronde Bla«■ IV.
den en tweedeelige Troffen. Afdeelt
XXIIf.
Dee2e KanadafcheofVirginifche,dieinkIein4 0„ r A
te uitmunt, groeijende op Waterige plaatfen, iv.
heeft geaderde Zaagtandige Bladen, glanzig als Ürti,ca
v Zy met J r . beftreeken waren, met Steelen
byna een Vinger lang. In een vyfdeelïge Kelk klein*'
draagt zy een glimmend zwart Zaad. Het Kruid
heeft een aangenäamen Beuk.
(5) Brandenetel met gepaatde waak Bladen.
<6) Brandenetel met gepaarde Hartvormige
V.
Ureni.
Kleine.
VI.
Dióhót
Groott.
ß luden en dubbelde Trosjes.
Dit zyn de gemeêne Btaodenetels, door ze-
M ons Wereldsdeel tot in Lapland en Rusland
beitend, en de laatfte moogiykwel het allerge.
raeenlle Onkruid in Europa,20 HAr.r.ER oor.
deelt»
w lT l t ^ ^ M t ó O v a t f e , Racemis bW iiis . Ur*
tica ?oJt Lanceolato - ovatis Scc. Orow. jr}r^ It
, (S) Urtica Fol. oppofitzs Ovalibus. Gort, Eelr' „
ïica androgyns 8cc. f t Suec. ?7}} SSz. Kram^ A u f lr 'z y l
bouAN MonspL 4g4. H. Clif. 44o. r , 8fe
torens minor. C. B. Pin. 23. Urt!r, . , S . ' ürtlca
..p, • r TT * . mca “ «ns taihiiua. Doo. rempt. u i . Urtica ïninor acrior. Lob. Ic. 5l2
(6) Urtica Fol. oppobtis Cordat:s , Reemis géminis. üh,
%ca dioica Fol. oblongo-Cordatis. Gort. Belg. z70 Mat
Mei. 4ld. R. Lttgdi, 2JÓ ü v J 7° ‘ f « ‘
6- o n- v. . uraca utens maxima,
fc. B- Pm. 2,2. Urtica urens altera. Doo. Pcmpt, i s u
ca fylv. asperior. Lo»../<r. J2I, f * '
p
mi m
| f
i É-lvIl
M l
f t