aan de basis verbreed, in de weinig naar binnen gedrongen
plooien der bloemkroon bevestigd; helmknoppen
kort, langwerpig. Stuifmeel polyedrisch, niet gestekeld.
Eierstok zeer sterk behaard, 1-hokkig, met een onvolkomen
tusschenschot; eitjes 4; stijl draadvormig; stempels
2, afzonderlijk, ovaal-langwerpig, dik. Doosvrucht
kogelvormig, 4-kleppig, met 1 onbehaard zaad ').
Windend, zachtharig kruid, met breed bartvormige,
gaafrandige, kantige of 3-lobbige bladeren. Bloemen bleekgeel
of wit, van onderen paars, met zeer korte bloemstelen,
aan okselstandige 1—3-bloemige bloemstengels
met lijnvormige schutbladen.
Ééne soort, H. bicolor Wight, dié in tropisch Azië en Afrika
voorkomt; zij verschilt van Calystegia, door het veelhoekige stuifmeel
en de niet bij den kelk geplaatste schutbladen.
12. C A L Y S T E G IA R. Br.
Kelkbladen nagenoeg gelijk of de buitenste een weinig
kleiner. Bloemkroon klok- of trechter vormig; zoom geplooid,
5-kantig of onduidelijk 5-lobbig. Meeldraden in
de buis besloten; helm draden aan de basis verbreed;
helmknoppen langwerpig. Stuifmeel kogelvormig, niet
gestekeld. Schijf ringvormig, bijna napvormig. Eierstok
1-hokkig of door een zeer onvolkomen tusschenschot min
of meer 2-hokkig, met 4 eitjes; stijl draadvormig met 2
vrije afgeplatte, eivormige of langwerpige stempels. Doosvrucht
min of meer kogelvormig, daar het tusschenschot
meestal verdwijnt, gewoonlijk 1-hokkig. Zaden onbehaard;
zaadlobben breed, gevouwen, dikwijls 2-spletig.
Nederliggende of windende, onbehaarde of een weinig
zachtharige kruiden met afwisselende, gave of zelden
handlobbige bladeren. Bloemen meestal groot, wit, rosé
of paars aan 1-bloemige bloemstengels met 2 groote,
blijvende schutbladen, die den kelk omsluiten.
Aantal soorten 16—20, in alle tropische gewesten. De omgrenzing
van het geslacht is hij Hallier niet dezelfde als bij
Bentham en Hooker. Hallier brengt het geslacht tot de Psilo-
conieae en ziet vooral in het gladde kogelvormige stuifmeel en de
langwerpige stempels goede geslachtskenmerken, waaraan hij meer
hecht dan aan de grootte der schutbladen, die o. a. bij eenige
‘) Hallier zegt met 4 zaden.
Californische soorten zeer klein zijn. Dientengevolge neemt Hallier
in het geslacht ongeveer tweemaal zooveel soorten op als
Bentham en Hooker. Evenwel komen de beide soorten, die voor
Nederlandsch Indië werden opgegeven, bij beide onder het geslacht
Calystegia.
13. C O N V U L V U LÜ S L.
Kelkbladen nagenoeg gelijk of de buitenste het breedst,
stomp of toegespitst. Bloemkroon breed, zelden smal
klokvormig; zoom geplooid, 5-kantig of zelden 5-lobbig.
Meeldraden nabij de basis in de bloemkroon bevestigd,
korter dan deze, gelijk of ongelijk, met draadvormige,
aan de basis meestal verbreede helmdraden; helmknoppen
langwerpig. Stuifmeel ellipsoid, niet gestekeld. Eierstok
2-hokkig, met 4 eitjes; stijl draadvormig, met 2 vrije,
zittende of gesteelde, lijnvormige, dunne, rolronde of
eenigszins knotsvormige stempels. Doosvrucht kogelvormig,
2-hokkig met 4 kleppen of onregelmatig openspringend.
Zaden kaal; zaadlobben breed, dikwijls uitgerand,
gevouwen.
Opgerichte, neerliggende of windende kruiden of opgerichte
sterk vertakte, soms doorns dragende halfheesters
of kleine heesters, meestal met een min of meer zijde-
achtig vilt bekleed, zelden onbehaard. Bladeren gaaf
getand, golvënd-gekruld of gelobd. Bloemen met meestal
smalle of kleine schutbladen, meestal aan okselstandige
bloemstengels, alleenstaand of zelden tot een veelbloemig
bijscherm verbonden.
Aantal soorten 150—200, in de gematigde en subtropische gewesten
der beide halfronden, doch tusschen de keerkringen zeldzaam.
Een drietal soorten in Nederlandsch Indië.
14. MBRREMIA Dennst.
Kelkbladen 5, nagenoeg gelijk, meestal perkamentachtig,
elliptisch of lancetvormig toegespitst, zelden cirkelvormig
of afgeknot, bol, in de grootere soorten onder
de vrucht vergroot, lederachtig. Bloemkroon klokvormig,
wit, zelden oranje of geelachtig, meestal onbehaard, met
5 zwart-paarse strepen, die meestal duidelijk afsteken
van de tegenover de kelkbladen gelegen velden. Helmknoppen
meestal aan den top gedraaid. Stuifmeel ellipsoid
vormig met 3 of zelden 4—11 plooien of dodecaedrisch