338 LXXXIV. SALVADORACEAE.
onderscheiden worden wegens de rudimentaire steunblaadjes en het
dubbele aantal der meeldraden. De in Nederlandsch Indië voorkomende
soort onderscheidt men gemakkelijk van de Oleaceae door
de aanwezigheid van doorns.
Eenig geslacht voor Nederlandsch Indië:
A Z IM A Lam.
Bloemen tweehuizig. Kelk klokvormig, kort 4-spletig
of bij de vrouwelijke bloem op onregelmatige wijze 2—4-
deelig. Bloembladen 4, vrij, smal, in dèn knop dakpans-
wijze dekkend. Meeldraden 4, met de bloembladen afwisselend,
met dunne helmdraden en eivormige helm-
knoppen. Schijf- of schijfklieren of-schubben ontbrekend.
Eierstok 2-hokkig; stijl zeer kort; stempel groot, uitgespreid
2-spletig; eitjes in elk hokje 2, bijna van af de
basis opgericht. Vruchtbare kogelvormige, meestal door
mislukking 1-zadige besvrucht, met eene dun vliezige
kern. Zaden rondachtig, samengedrukt, met vrij dikke,
lederachtige zaadhuid en zonder kiem wit.
Onbehaarde, sterk vertakte of dunne, slappe, takken-
dragende heesters met alleenstaande of twee aan twee
bijeenstaandë okselstandige doorns. Bladeren tegenovergesteld,
gaafrandig. Bloemen klein, in de oksels dicht
opeengedrongen of zittend langs de takken -van eene
weinig vertakte kleine pluim.
Aantal soorten 3—4, in Nederlandsch Indië, Engelsch Indië,
Madagascar en de Philippijnen. Op Java en Timor vindt men de
soort A. sarmentosa Benth., die Blume’s geslacht Actegeton vormde,
dat evenwel onnauwkeurig beschreven was, daar de eierstok niet
uit 4, zooals deze schrijver opgeeft, maar volgens Bentham en
Hooker uit 2 hokjes moet bestaan, welke evenwel in het midden
verdikte zaadlijsten hebben. Tot deze soort behoorde ook de plant,
die in Miquel’s Fl. Irid. Bat. I, 2, p. 595 het geslacht Monetia
l’Hér. vertegenwoordigde, dus door dien schrijver in de nabijheid
der Ilicaceae was geplaatst.
SALVADORACEAE VAN NEDERLANDSCH INDIË.
Azima Lam.
sarmentosa Benth. — Actegeton sarmentosa BI.—Monetia
Brunoniana Wall. — Monetia laxa Planch. — Monetia
sarmentosa Baill. — Monetia barlerioides VHérit. (Miq.)
Salvadora Madurensis Decaisne. — Fagonia montana Mig.
(Java, Timor.)
LXXXV. APOCTNACEAE. 339
F am. LXXXV. APOCYNACEAE.
Bentham et Hooker, Gen. Plant. II, p. 681 en 1231. — Miqüel,
Fl. lnd. Bat. II, p. 384 en 1080. — Sumalra, p .551 Jr^tAnn. Mus.
Bot. Lugd. Bat. I. 316 en IV. 137. — Hooker, Fl. of Br. Ind. III.
p. 621. — Schumann und Hollrung, Fl. von Kais. Wilhelmsland, p.
110. — Warburg in Engler, Bot. Jahrb. XIII (1891) p. 404. —
Scheffer in Ann. de Buit. I, p. 35. — H ooker, Icones 1479,1520,
1521. jf-, Baillon, Buil. Soc. Linn. de Paris 1888 No. 91, 94 95,
96, 98. -H Baillon, Hist. des Plants. X. p. 146. — Koorheks en Va-
leton, Bijdr. tot de kenn. der Boomsoorten van Java dl. I Cl 894) p.
80. jgr Valeton in Ann. Buit. XII, 2 p. 223, 238, 249. — Schu-
I mann, in Engl. u. Prantl. Nat. Pflanz. IV. p. 109. — Nachtr.
IV. 2 p. 238.
Bloemen tweeslachtig, regelmatig. Kelk vrij, onder-
standig, meestal diep 5-deelig (zeer zelden 4-deelig); met
gelijke of ongelijke in den knop dakpanswijze dekkende
lobben, die aan de basis van binnen al of niet met
kliertjes voorzien zijn.Bloem kroon vergroeidbladig, trechter-
of trompetvormig, zelden klok-, rad- of urnvormig, van.
binnen onbehaard of, meestal, aan de keel of aan de
inplanting der meeldraden, met naar onderen gerichte
haren bezet of geheel lang- en zachtharig en meestal,
tevens van schubben, uitsteeksels of ringvormige aan-
zwellingen voorzien, met in den knop gedraaid-dakpans-
wijze, nu eens naar rechts, dan naar links dekkende en
meestal in tegenovergestelde richting (zelden in dezelfde
richting) gewrongen of bijna rechte, in zeer enkele geslachten
klepswijze aaneensluitende * 2) zoomslippen. Meeldraden 5,
hoogst zelden 4, meestal in de buis, zelden in de keel der
bloemkroon ingeplant; helmdraden meestal kort en afgeplat,
zelden lang en draadvormig, hoogst zelden tot een buis-
verbonden; helmknoppen langwerpig-lijDvormig of pijl—
9 Voor deze familie gaf het materiaal van ’s Rijks Herbarium!
den schrijver gelegenheid in de bestaande beschrijvingen van verschillende
geslachten wijzigingen aan te brengen. Later werden nog-
vele aanvullingen en verbeteringen daarin toegevoegd door Dr. Valeton,
die ook eene nieuwe familiebeschrijving opstelde.
2) Bij Pseudochrosia BI. door ons op het voorbeeld van Valeton
tot Ochrosia gebracht, waar de knopligging als klepswijze aaneensluitend
wordt vermeld, berust deze opgave volgens Valeton op
eene vergissing.