van het tusschenschot aan weerskanten in vele rijen plat,
door een doorschijn enden vleugel omgeven.
Hooge boom, met groote gevinde bladeren, wier blaadjes
gesteeld en gaafrandig zijn. Bloemen groot, oranjekleurig,
in korte eindelingsche trossen.
Eéne sport, Sp. campanulata Pal. Seauv., in tropisch Azië o. a.
op Java veel geplant. Oorspronkelijk waren alle boomachtige
Tecomeae met gevinde bladeren bij dit geslacht opgenomen, doch
wegens de opgegeven kenmerken daarvan achtereenvolgens afge-
scheiden. ° m &
10. ST E R EO S P ERM UM Cham.
Kelk ei vormig, in de jeugd gesloten, tijdens den bloei
2 5-lobbig of -tandig. Bloemkroon naar boven sterk
verwijd; zoom uitgespreid, 2-lippig, bovenlip 2-spletig,
onderlip grooter 3-spletig, alle lobben omgekeerd eivor-
mig afgerond, plat of gekruld. Meeldraden 4, in de
bloemkroon besloten, 4-machtig; helmknoppen kaal, met
lijnvormige, uiteenwijkende of wijduiteenstaande helmp
j e s . Schjjf kussenvormig. Eierstok zittend; eitjes talrijk
in 3 rijen in elk hokje. Doosvrucht lang en smal,
rolrond of licht samengedrukt 4-kantig, hokverbrekend
openbarstend met stijve, vliezige, geribde kleppen en een
sponsachtig tusschenschot, dat op de plaats der zaden
prismavormige holten heeft. Zaden prismavormig met
vliezige vleugels aan de einden van het langste, naar
den buitenkant van het tusschenschot gekeerde, zijvlak
in het midden waarvan de dikke, harde, beenachtigë
zaadhuid naar binnen dringt en de zaadholte bijna tot
aan den _ ongevleugelden zijkant verdeelt in twee afdee-
lingen, die elk de helft bevatten van de onverdeelde,
doch in vele plooien op elkander liggende zaadlobben’
waartusschen het kleine kiemworteltje ter nauwernood
uitsteekt.
Boomen met oneven gevinde bladeren en lederachtige,
soms getande blaadjes. Bloemen in eindstandige, soms
losse pluimen.
Aantal soorten 12, in tropisch Afrika en Engelsch Indië. Enkele
worden misschien ook in Nederlandsch Indië aangetroffen. Van
eene soort door Hasskarl onder het geslacht Dipterosperma
beschreven, is de afkomst onzeker, misschien van Java doch zii is
door Koorders aldaar niet waargenomen.
Zooals al de boomachtige Tecomeae met gevinde bladeren, was
het geslacht oorspronkelijk opgenomen in Spathodea Beauv., doch
in 1837 wegens de vrucht en het zaad daarvan afgescheiden.
Bentham en Hooker namen er ook Radermachera Zoll. et Mor.
in op, dat door de kenmerken van vrucht en zaad -ï& het gave
tusschenschot en de platte kiem in de onverdeelde zaadholte —
daarvan belangrijk verschilt. Terecht wordt door Schumann in
Engler und Prantl, Natürl. Pflanzenfam. de zelfstandigheid van
het laatste geslacht ook gehandhaafd.
11. RA D ERM A CH E RA Zoll. et Mor.
Kelk buisvormig-klokvormig, afgeknot of onduidelijk
getand, reeds vóór den bloei geopend of in de jeugd
gesloten, zonder klieren of met klieren aan de basis.
Bloemkroonbuis lang, dun, naar boven verwijd; zoom
uitgespreid, min of meer 2-lippig, waarvan de bovenlip
2-lobbig, de onderlip 3-lobbig is, met dakpanswijze dekkende,
afgeronde lobben. Meeldraden 4, tweemachtig,
paars wij ze tot elkander genaderd binnen de bloemkroon
besloten; helm draden min of meer gekromd, kaal; helmknoppen
met wijd uiteenstaande hokjes. Schijf vleezig.
Eierstok zittend; eitjes talrijk 1—oo-rijig. Doosvrucht
lang en smal, min of meer rolrond, met vliezige, van
buiten gladde kleppen. Tusschenschot spoel- of cilindervormig,
dik, kurkachtig, niet aan de zaden diep uitgehold.
Zaden smal elliptisch, vliezig gevleugeld. Zaadhuid
dun-vliezig; kiem plat; zaadlobben vlak op elkander
liggend, breeder dan lang, aan den top afgerond,
aan de basis met een inham voor het korte kiemworteltje.
Onbehaarde boomen met enkelgevinde of dubbelge-
vinde bladeren en gave blaadjes. Bloemen in eindstandige,
rijkbloemige pluimen.
Aantal soorten 8, in Engelsch en Nederlandsch Indië. Op Java
twee soorten met enkelgevinde bladeren, door Miqüel vroeger
onder den naam van Lagaropyxis beschreven; die met dubbelge-
vinde bladeren welke de sectie Xylocerpaca vormen, komen niet
in den Maleischen Archipel voor. De soorten van dit geslacht zijn
door Bentham en Hooker bij Stereospermum Cham. getrokken,
en in Hooker’ Flora of British India en evenzeer in Koord, en
Val. Bijdr. Booms, van Java onder dien naam beschreven, doch
moeten naar het ons voorkomt wegens de opgegeven kenmerken
daarvan worden afgescheiden.