bevestigd, met draadvormige helmdraden; helmknoppen
opgericht, meestal korter dan de helmdraden, met evenwijdige
in de lengte openspringende helmhokjes. Schijf
ontbrekend. Eierstok 2-hokkig, stijl draad vormig; stempel
uit 2 korte plaatjes bestaande; eitjes talrijk. Besvrucht
kogelvormig, binnen den opgeblazen kelk besloten en veel
kleiner dan deze. Zaden talrijk of in gering aantal, glad
of dun, netvormig-rimpelig, samengedrukt; kiem min of
meer peripherisch, gekromd; zaadlobben half rolrond.
Éénjarige of overblijvende kruiden, soms met hoogen
doch niet heesterachtigen stengel, met enkelvoudige of
stervormige haren bekleed, zelden in jeugdigen toestand
met kleine schubjes bezet. Bladeren gaaf, gegolfd of
zelden vinspletig. Bloemen meestal klein, paars of geel
of wit, dikwijls aan de binnenzijde onderaan purper,
gesteeld, in de bladoksels alleenstaand.
Aantal soorten jwnstreeks 30 in tropische gewesten tehuis be-
hoorend, doch meerendeels van Amerika afkomstig, waarvan eenige
weinige in alle tropische gewesten ^gekweekt en soms verwilderd
zijn.
Verwant aan dit geslacht is Nicandra Adans., een Amerikaansch
geslacht, doch waarvan, naar Miquel onderstelt, de eene soort,
AT; physaloidès Gctertn.. in Nederlandsch Indië verwilderd zou kunnen
voorkomen. Men heeft haar daar echter nog niet aangetrofifen.
De soort is kenbaar aan de groote blauwe bloemen met wijdklok-
vormige bloemkroon.
6. LY C IUM L.
Kelk klokvormig, afgeknot en onregelmatig 3—5-tan-
dig of 5-spletig, om de vrucht niet of weinig vergroot.
Bloemkroon buis-, trechter-, min of meer klok- of urnvormig,
met korte of lange buis en dikwijls verwijde
keel; lobben 5, zelden 4, in den knop dakpanswijze
dekkend, gedurende den bloei uitgespreid. Meeldraden 5,
zelden 4, in het midden van de buis of lager ingeplant,
er boven uitstekend of er binnen besloten; helmdraden
draadvormig, met soms verbreede basis, helmknoppen
kort, met in de lengte openbarstende helmhokjes. Schijf
ringvormig of napvormig. Eierstok 2-hokkig; stijl draadvormig
met knopvormigen of verbreeden of uit 2 plaatjes
bestaanden stempel; eitjes in gering aantal of talrijk. Kogelvormige,
eivormige of langwerpige bes, aan de basis
door den kelk gesteund, weinig sappig, met een dun of
vleezig vruchtvleesch. Zaden samengedrukt, in elk hokje
talrijk of meestal in gering aantal of door mislukking
slechts één, zaadhuid korstachtig; kiem min of ineer
peripherisch, sterk gekromd of bijna spiraalvormig; zaadlobben
half cilindervormig.
Kleine boomen of heesters, aan de knoopen vaak gedoomd,
kaal of zachtharig. Bladeren gaaf, lijnvormig,
rolrond of plat, meestal kort, dikwijls in bundels in de
bladoksels. Bloemen gesteeld, alleenstaand of zelden
okselstandig in bundels.
Aantal soorten 'omstreeks 70, over de gematigde en warmere
gewesten der geheele wereld verspreid. In Nederlandsch Indië is
het geslacht niet wild waargenomen, doch L. Chinense MUI. komt
in tuinen gekweekt voor. .
7. D A TU R A L.
Kelk lang, buisvormig, kruidachtig, aan den top 5-
spletig of bloeischeede vormig, vruchtdragend, boveD de
blijvende, soms vergroote en uitgespreide basis, rondom
loslatend en afvallend. Bloemkroon trechter vormig, met
wijde keel; zoom gevouwen, kort en breed, 5-lobbig;
lobben dikwijls toegespitst. Meeldraden nabij de basis der
buis bevestigd en binnen deze besloten; helmdraden
draadvormig; helmknoppen lang lijnvormig, 3oms in een
cilinder samenhangend, met evenwijdige, naar binnen
door een langsspleet openbarstende helmhokjes. Eierstok
2-hokkig of doordat valsche schotten de zaadlijsten met
de tegenoverliggende wanden verbinden, schijnbaar 4-
hokkig; stijl draad vormig, aan den top verbreed en uit
2 plaatjes bestaande, die langwerpig of spatelvormig zijn,
dikwijls samenneigen of samenhangen en aan den rand
met wratjes zijn hezet; eitjes talrijk, in den 2-hokkigen
eierstok aan de tusschenschotten, in den schijnbaar 4-
hokkigen aan weerszijden van de valsche tusschenschotten.
Droge, gestekelde of gladde doosvrucht, met een vleezi-
gen of dik kruidachtigen vruchtwand, meestal door het
groeien van de valsche tusschenschotten vierhokkig, niet
of met 4 kleppen openbarstend. Zaden samengedrukt,
vrij breed; zaadhuid dik of kurkachtig; kiem min of
meer peripherisch, sterk gekromd ; zaadlobben halfrolrond.
Kruiden of heesters of boomen, kaal of een weinig