b. Zaden met een haarkuif.
23. H olarrhena. Schijf ontbrekend. Stijl kort. Eitjes in 2
rijen. Boomen of heesters met tegenoverstaande bladeren.
Subtribus 4. Tabernaemontaneae. Kelk van binnen met oo -klieren
Helmhokjes niet zelden met aanhangsels aan de basis. Vruchten
kogel- of eivormig, vleezig.
24. Voacanga. Kelk wijd, buisvormig, van binnen onder het
midden met oo verspreide klieren. Groote, kogelvormige niet
openspringende besvruchten. Helmhokjes aan de basis in lange
staafvormige uiteenwijkende, ledige aanhangsels verlengd.
Schijf aanwezig.
25 Tabernaemontana. Kelk meestal dun, diep 5-lobbig of
bijna 5-deelig, met een doorloopenden of afgebroken ring van
klieren aan de basis der lobben. Groote kogelvormige of kleinere,
eivormige of langwerpige en schuin naar achteren gekromde,
soms aan de buikzijde in de lengte openspringende
besvruchten. Helmhokjes zonder of met zeer korte, ledige
aanhangsels aan de basis. Schijf vaak ontbrekend.
Tribus III. K i 'l i i t i i l e a e . Helmknoppen om den stempel tot een
kegel samenneigend en e r mede verbonden aan de basis van het
stuifmeeldragend deel der helmhokjes, die van hier af naar onderen
in meestal stijve, met het helmbindsel vergroeide of aan het uiteinde
vrije aanhangsels verlengd zijn. Vruchtbladen meestal van onderen
vrij, doch aan den top door den stijl verbonden, zelden tot een
2-hokkigen eierstok vergroeid. Lobben der bloemkroon meestal naar
rechts dekkend en naar links gedraaid of recht, zelden in den knop
klepswijze aaneensluitend of in dezelfde richting gedraaid en dekkend.
Zaden meestal aan den top, zeldzamer aan de basis of aan weerszijden
met een haarkuif1).
Subtribus 1. Parsonsieae. Bloemkroon trompet vormig of met
zeer korte buis en nagenoeg radvormig. Helmknoppen kegel min
of meer boven de bloemkroonbuis uitstekend.
1. Zaad met een haarkuif aan den top. Bloemkroon zonder
schubben in de keel.
26. Vallaris. Kelk van binnen met of zonder klieren.
Bloemkroonbuis kort; zoom breed, lobben in den knop naar
rechts dekkend. Helmbundel eeltachtig verdikt. Schijf 5-lobbig.
Vruchtbladen in de bloem samenhangend of vrij.
27. L yonsia. Kelk van binnen zonder klieren of met 5
schubben of met oo kleine klieren. Bloemkroonbuis kort of
t) Uitzonderingen: Bloemkroonlobben in den knop klepswijze aaneensluitend
bij Lyoncia en Ureeola, links dekkend bij de meeste
soorten van Wrightia en bij Parameria] vruchtbladen tot een 2-hok-
kigen eierstok vergroeid bij Vallaris, Lyonsia, Parsonsia en Beaumontia;
zaad met een draadvormig, naar achteren behaard aanhangsel, doch
zonder haarkuif bij Kickxia.
lang; lobben in den knop klepswijze aaneensluitend. Helmbindsel
niet verdikt. Schijf uit 5 schubben bestaande of diep
5-lobbig, Vruchtbladen in de bloem lang samenhangend.
28. Parsonsia. Kelk van binnen zonder klieren of met 5
schubben of met oo kleine klieren. Bloemkroonbuis kort cilindrisch
of kogel vormig; lobben in den knop naar rechts dekkend.
Helmbindsel niet verdikt; helmdraden vaak lang en
ineengedraaid. Schijf 5-lobbig of uit 5 schubben bestaande.
Vruchtbladen in den knop lang samenhangend.
29. Pottsia. Kelk van binnen met 5-oo klieren of schubben.
Bloemkroonbuis langer dan de zoom; lobben naar rechts dekkend.
Helmbindsel niet verdikt. Schijf 5-lobbig. Vruchtbladen
in de bloem vrij.
2. Zaad met een haarkuif aan de basis. Bloemkroon met
schubben in de keel.
30. Wrightia, Kelk van binnen met 5—10 klieren. Bloemkroonbuis
meestal kort, zelden lang, in den knop naar links
dekkend. Helmbindsel niet verdikt. Schijf ontbrekend. Vruchtbladen
in de bloem vrij of vergroeid. Helmbindsel niet verdikt.
Schijf ontbrekend. Vruchtbladen in de bloem vrij of vergroeid.
Subtribus 2. Nerieae. Bloemkroon trechtervormig, van binnen
met 5—10 schubben t).
31. Nerium. Kelk van binnen met oo klieren. Bloemkroonlobben
zonder aanhangsels. Schijf ontbrekend. Vruchten opgericht.
Zaden met een haarkuif aan den top. Opgerichte heester
met in kransen geplaatste bladeren.
32. Strophantos. Kelk van binnen met 5—oo klieren.
Bloemkroonlobben met lange aanhangsels aan den top. Schijf
ontbrekend Vruchten uiteenstaand. Zaden verlengd in een
lang gevederden snavel en met eene haarkuif aan den voet.
Meestal klimmende heesters met tegenovergestelde bladeren.
Subtribus 3. Ecdysanthereae. Bloemkroon urn- of kogelvormig,
of met korte buis en wijd klokvormige keel, van binnen zonder
schubben. Eierstok niet binnen de schijf besloten. Zaad met een
haarkuif aan den top 2).
33. Micrechites. Kelk van binnen met oo klieren. Bloemkroon
met korte buis en wijde keel, lobben naar rechts dekkend,
puntig of met een staartvormig aanhangsel.
34. Ecdysanthera. Kelk zonder of met weinige klieren.
Bloemkroon min of meer urnvormig; lobben rechts dekkend,
zonder staartvorrnig aanhangsel.
*) K. Schumann vereenigt deze subtribus met de drie volgende.
2) In H ooker’s Flora of Brit. India wordt deze subtribus met
de beide volgende vereenigd.