naar den top vernauwd; zoom 2-lippig; bovenlip kort
2-spletig of weinig ontwikkeld; onderlip grooter en
B-lobbig. Volkomen meeldraden 2, de beide voorste in
het midden der bloemkroonbuis bevestigd en er binnen
besloten; helmknoppen samenneigend, 2-hokkig; hokjes
ellipsoidvormig, nagenoeg evenwijdig, met langsspleten,
die soms aan den top ineenvloeien; rudimentaire meeldraden
2 of 3, soms ontbrekend. Schijf kort cilindrisch,
groot, uitgerand of bijna gaaf. Eierstok eivormig, kaal;
stijl langer dan de eierstok, kaal; stempel verbreed, uit
2 kleine plaatjes bestaande of nagenoeg gaaf; zaadlijsten
diep naar binnen gedrongen, in 2 dikke aan alle kanten
met eitjes bezette platen verdeeld. Doosvrucht binnen
den kelk besloten, ellipsoidisch, vliezig, hokverbrekend
2-kleppig. Zaden smal ellipsoidisch, glad; zaadhuid fijn
netvormig geaderd.
Kruiden met afwisselende bladeren, elk blad soms
vergezeld door kleine op steunbladen gelijkende blaadjes.
Bloemen blauw, in eindelingsche of tegenover de bladeren
geplaatste trossen.
Aantal soorten 2, in Nederlandsch en Engelseh Indië en op de
Philippijnsche eilanden. Het in Engelseh Indië tehuis behoorende
geslacht Klugia tSchlecht., waarvan nog geen vindplaatsen in Nederlandsch
Indië zijn opgegeven, doch waarvan eene soort, KI. Notoniana
A. D C. met de in Nederlandsch Indië voorkomende Rh. óbliquum BI.
soms verward wordt, komt in vele opzichten met Rhyncoglossum
overeen,'doch verschilt daarvan door de aanwezigheid van 4 meeldraden,
van Loxonia, door een tweelippige bloemkroon, waarvan de
bovenlip zeer klein, de onderlip breed en afgerond of kort 3-lobbig is.
10. E P ITH EM A BI.
Kelk klokvormig; lobben 5, klepswijs aaneensluitend,
spits, korter dan de buis. Bloemkroon klein, blauw of
wit, lang buisvormig, aan de basis ongelijk; zoom 2-lippig,
met 5 spitse, weinig verschillende lobben. Volkomen
meeldraden 2, de beide achterste, terwijl de beide voorste
steriel doch weinig kleiner zijn; helmknoppen samenhangend,
2-hokkig; hokjes wijd uiteenstaand, ineenvloeiend.
Schijf éénzijdig of de eierstok nagenoeg omgevend. Eierstok
eivormig; stijl langer dan de eierstok, draadvormig;
stempel nagenoeg knopvormig; zaadlijsten gesteeld, schildvormig,
aan alle kanten met eitjes bezet. Doosvrucht
kogelvormig, vliezig, in den kelk besloten, bjj rijpheid
aan de basis rondom loslatend. Zaden langwerpig of ellipsoidisch,
aan weerszijden eenigszins spits, door haardunne
zaadstrengen gedragen; zaadhuid glad.
Lage, dunne, sappige, zachtharige kruiden met enkel-
voudigen of kort vertakten stengel. Bladeren eenige weinige
of slechts één, de onderste afwisselend, de bovenste
meestal tegenovergesteld, gesteeld of zittend, eivormig,
dikwijls met hartvormigen voet. Bloemen in trossen of
bundels aan een of meer lange bloemstengels, welke uit
de hoogste bladoksels ontspringen, met een groot, eenzijdig
blijvend, eivormig of helmvormig schutblad.
Aantal soorten 7, waarvan 6 in tropisch Azië, 1 in Afrika.
11. M O N O PH Y L L EA R. Br.
Kelk klein, diep 5-spletig, lobben elliptisch, stomp, dak-
panswijze dekkend in den knop. Bloemkroon klein; buis
cilindrisch of kort; zoom 2-lippig; lobben 5, nagenoeg gelijk.
Volkomen meeldraden 4 ; helmdraden kort, lijnvormig,
de langste bij eenige soorten met een tandje; helmknoppen
paarswijze of alle samenhangend, 2-hokkig; hokjes kort,
wijd uiteenstaand, vóór den bloei aan den top^ ineenvloeiend.
Eierstok bovenstandig 1-hokkig; schijf éénzijdig
of min of meer ringvormig en dan aan eene zijde het
hoogst; stijl kort, lijnvormig; stempel min of meer knopvormig;
zaadlijsten diep naar binnen gevouwen en vervolgens
teruggekromd en eitjes dragend, van boven vrij,
nabij de basis van den eierstok in de as verbonden.
Doosvrucht vliezig, binnen den kelk besloten, onregelmatig
verscheurend; zaadlijsten in de vrucht dun, van de wanden
loslatend, uit twee vliezige platen bestaande, die
van onderen samenhangen. Zaden omgekeerd eivormig
of langwerpig, glad; zaadhuid in de lengte gestreept; netvormig
gerimpeld.
Kruiden met één groot vliezig, zittend, hart-eivormig
blad, dat aan den top van den stengel is geplaatst. Bloemstengels
talrijk, vrij lang, uit de basis van het blad ontwikkeld,
met talrijke bloemen aan een eenzijdigen schroef-
vormigen tros, die kleine lijnvormige schutblaadjes aan
de basis vertoonen.
Aantal soorten 5, in den Maleischen Archipel.