-}••]- Voorste meeldraden tot staminodiën verminderd.
14. Curanga. Kelk vlak, 4-deelig; de 2 buitenste slippen
zeer groot, de 2 binnenste smal. Stapainodia knotsvormig. Bloemen
groot, rood.
15. iLySANTHES. Kelk 5-deelig, slippen smal. Staminodiën met
eene klier aan den top, met een langer of korter aanhangsel
voorzien. Bloemen klein. Bladeren evenwijdignervig.
46. Bonnaya. . Kelk 5-deelig, slippen smal. Staminodiën aan
den top knotsvormig of met eene klier, zonder aanhangsel.
Bloemen klein.
Subtribus 5. Limoselleae. Kelk 3—5-tandig, -lobbig of -deelig.
Meeldraden 4, nagenoeg gelijk of (bij de geslachten van Nederlandseh
Indië) alleen de 2 voorste aanwezig. Dwergachtige kruipende of in
het water levende kruiden met zeer kleine bloemen. Doosvrucht
hok verbrekend; kleppen loodrecht op het tusschenschot. (Geslachten
van Nederlandseh Indië).
47. Microcarpaea. Kelk buisvormig, kort 5-spletig. Bloemen
zittend Helmhokjes ineenvloeiend ; helmknop daardoor 4-hokkig.
48. Glossostigma. Kelk klokvormig, 3-lobbig. Bloemen ge-
steeld. Helmknoppen aan de toppen ineenvloeiend. Kruipend kruid.
Series II. RHINANTHOIDEAE. Voorste of zijdelingsche bloemkroon-
slippen in den knop buitenliggend, achterste door de zijdelingsche
bedekt.
Tribus III. IMjjitaleae. Alle bloemkroonslippen vlak en uitgespreid.
Niet parasitische kruiden of halfheesters. Bladeren tegenovergesteld
of in kransen. Helmknoppen 2-hokkig. (Geslachten van Neder-
landsch Indië.)
49. Scoparia. Bloemkroon (4-spletige) rad vormig met gebaarde
keel en 4-spletigen zoom. Meeldraden 4. Opgerichte kruiden met
kleine, witte, gele of blauwachtige, alleenstaande bloemen.
20. Veronica. Bloemkroon radvormig of met cilindrische buis
en 4—5-lobbigen zoom. Meeldraden 2. Éénjarige veel vertakte
kruiden met kleine bloemen aan okselstandige en eindelingsche
trossen. (Soort van Nederlandseh Indië).
Tribus IV. Oerardieae. Alle bloemkroonslippen vlak en uitgespreid.
Meestal parasitische kruiden op de wortels van anderen
levend, doch bebladerd. Bovenste bladeren afwisselend of alle tegenovergesteld.
Helmknoppen 4-hokkig of één hokje kleiner en dikwijls
ledig.
x Helmknoppen 4 -hokkig. Kelk buisvormig 5-tandig.
24. Buchnera. Kelkbuis. met 40 nerven, waarvan 5 dikker
zijn dan de andere of alle onduidelijk. Bloemkroonbuis recht of
een weinig gekromd. Helmhokjes aan de basis stomp.
22. Striga. Kelkbuis 5—45-ribbig. Bloemkroonbuis nabij het
midden plotseling omgebogen. Helmhokjes aan de basis stomp.
j-j- Helmknoppen % hokkig, één kleiner. Kelk scheedevormig aan
een kant gespleten.
23. Centranthera. Bloemkroonbuis lang, gebogen, naar
boven verwijd. Helmhokjes aan de basis gespoord of gestekeld.
Tribus V. Kuphrasieae. Bloemkroon 2-lippig; bovenlip helmvormig,
onderlip uitgespreid. Helmknoppen 2-hokkig. Bladeren tegenovergesteld.
Niet parasitische kruiden. (Geslacht van Nederlandseh
Indië).
24. Euphrasia. Meeldraden 4, doosvrucht mét talrijke eitjes.
Bladeren gekarteld. Bloemen niet in aren. (Soort van Nederlandseh
Indië,).
4. W IG H T IA Wall.
Kelk klokvormig, min of meer lederachtig, met 3—4
ongelijke, breede, afgeronde lobben. Bloemkroonbuis gekromd,
naar boven verwijd, 2-lippig; bovenlip in den
knop buitenliggend, opgericht 2-lobbig; onderlip uitgespreid,
3-spletig, alle lobben breed en afgerond. Meeldraden
4, tweemachtig, nabij de basis der bloemkroon
ingeplant, opstijgend, daarbuiten uitstekend; helmknoppen
langwerpig pijlvormig met 2-lobbigen voet; helmhokjes
evenwijdig, aan den top ineenvloeiend, staminodium ontbrekend.
Eierstok met talrijke eitjes, aan dikke, schildvormige
of 2-deelige zaadlijsten; stijl lang en dik, aan den top gekromd
en met kleinen, eindelingschen stempel. Doosvrucht
langwerpig, schotverbrekend opensplijtend, waarbij de
beide gave lederachtige kleppen, met naar binnen gerolde
randen, de zuil ontblooten, die de zaadlijsten draagt. Zaden
talrijk, plat langwerpig, naar boven dakpanswijze opeengedrongen,
zaadhuid vliezig, doorschijnend, tegen de zaad-
kern aangedrukt, aan weerskanten in een langen, lijn-
vormigen, het zaad omgevenden vleugel verlengd, bin-
nenlaag der zaadhuid korter dan de vleugel, kraakbeenachtig;
kiem recht; kiemwit ontbrekend.
Hoogklimmende heester, met tegenoverstaande, gave,
lederachtige, van boven kale, van onderen kort behaarde
bladeren. Bloemen in 3—9-bloemige bijschermen, die tot
dichte, okselstandige bloeispietsen zijn vereenigd. Bloemkroon
groot, rooskleurig.
Aantal soorten 2, waarvan 4, TU. gigantea Wall., zoowel in En-
gelsch Indië als op Java voorkomt, terwijl eene tweede, W. Bor-
neensis Hook. f. alleen op Borneo werd aangetroffen. Door Bentham
werd nog eene derde onbeschrevene voor Java vermeld. Door