27. PH LOM IS L.
Kelk buisvormig of buis-klokvormig, 5- of 10-nervig,
meestal geplooid, met ongelijke, afgeknotte of gelijke
5-tandige monding. Bloemkroonbuis in den kelk besloten
of er een weinig uitstekend, van binnen meestal meteen
haarring; zoom 2-lippig; bovenlip opgericbt of voorover
nijgend, helmvormig, of breed en hol of zijdelings samengedrukt
en gekield, zelden smal, sikkelvormig, gaaf of
uitgerand, onderlip uitgespreid en 3-spletig, middenlob
zeer breed of weinig breeder dan de zijlobben. Meeldraden
4, didynamisch, de voorste het langst, onder den
helm opstijgend; achterste helmdraden aan de basis dikwijls
met een verlengsel; helmknoppen paarswijze genaderd,
2-hokkig; hokjes wijd uiteenstaand, weldra ineenvloeiend.
Schijf gelijk. Stijl aan den top priemvormig,
achterste lob zeer kort of zelden even lang als de helft
van de voorste. Kootjes eivormig driekantig, aan den top
stomp, zelden afgeknot, kaal of aan den top zachtharig.
Kruiden, halfheesters of heesters, viltachtig of wollig
behaard, grijsharig of groen, met rimpelige bladeren ; die
der bloeiwijze als de andere of de hoogste klein. Bloemen
zittend, geel, purper of wit, met een langen zachtharigen
of viltachtig behaarden helm, in okselstandige, dichte,
veelbloemige schijnkransen; schutblaadjes meestal talrijk,
eivormig, laneetvormig of smal, aangedrukt.
Aantal soorten omstreeks 45, in Europa en de gematigde en
bergstreken van Azië.-Volgens Bentham komt Phl. rugosaBenth,
op Java voor, daar tot deze soort de plant behoort, welke door
Miquel bij het geslacht Gomphostemma gebracht werd als G.
membranifolium Miq. Ook moet het geslacht Anthocoma Zoll., dat
door Miquel evenzeer tot Gomphostemma wordt gebracht, op een
soort van Phlomis betrekking hebben.
28. G OM PH O STEM M A Wall.
Kelk eivormig-klokvormig of buisvormig, nagenoeg
gelijk, 5-tandig, meestal met vooruitspringende ribben.
Bloemkroonbuis aan de basis dun, meestal boven den
kelk uitstekend, naar boven met een wijde keel, van binnen
zonder haarring; zoom 2-lippig, bovenlip opgericht, helmvormig,
gaaf; onderlip uijgespreid, breed 3-spletig. Meeldraden
4, didynamisch, de voorste het langst, onder den
helm opstijgend; helmknoppen paarswijze genaderd, 2-
hokkig; hokjes evenwijdig, onbehaard. Schijf nagenoeg
gelijk of van voren tot een klier opgezwollen, die korter
is dan de eierstok. Stijl aan den top met 2 nagenoeg
gelijke priemvormige lobben. Nootjes omgekeerd eivormig,
in drogen toestand rimpelig, kaal, met een dikken vlee-
zigen of kurkachtigen vruchtwand, op een breed en een
weinig schuin verbindingsveldje vastgehecht. Zaden normaal;
zaadhuid min of meer dik.
Overblijvende kruiden met neerliggende of opgerichte,
soms hooge, meestal enkelvoudige stengels, meestal viltachtig
behaard. Bladeren groot, gerimpeld, getand of
gaaf, die aan de bloeiwijze evenals de andere of tot
schutbladen verminderd. Bloemen groot, meestal geel, in
6-oo-bloemige schijnkransen, die dicht en zittend of los
en gesteeld en öf alle okselstandig of tot een dichte
bebladerde aar zijn verbonden; schutblaadjes lancetvormig
of borstelvormig, meestal korter dan de kelk.
, Aantal soorten omstreeks '16. in Engelsch en Nederlandsch Indië
tehuis behoorend.
29. T EU C R IUM L.
Kelk buis- of klokvormig, zelden opgeblazen, 10-nervig,
5-tandig; tanden gelijk of de achterste het breedst.
Bloemkroonbuis in den kelk besloten of zelden er boven
uitstekend, van binnen zonder haarring; zoom nagenoeg
1- lippig, van voren verlengd en uitgespreid; achterste
2 lobben met de zijdelingsche zeer kort opgericht of
dikwijls kort langwerpig en naar de zijden van de lip
nedergeslagen; middelste lob zeer groot, nu eens smal,
gaaf of 2-spletig, dan weder breed en hol. Meeldraden 4,
didynamisch, de voorste het langst, tusschen de achterste
lobben van de bloemkroon uitstekend; helmknoppen 2-
hokkig, hokjes uiteenwijkend of meestal wijd uiteenstaand,
in den top ineenvloeiend. Schijf gelijk. Stijl aan den top
2- spletig, met nagenoeg gelijke, priemvormige lobben.
Nootjes omgekeerd eivormig, netvormig-rimpelig, met
een schuin of zijdelings, soms voorbij het midden uitgestrekt
verbindingsveldje.
Kruiden, halfheesters of heesters van verschillend voorkomen
met gave, getande of ingesneden, soms veelsple