blaadjes en met op de bladeren gelijkende schutbladen
waarvan alleen de hoogste kleiner zijn.
Aantal soorten 3 of 4, in Eurdpa en Azië tehuis behoorende. Voor
Nederlandsch Indië wordt een tweetal vermeid.
18. SA L V IA L.
Kelk ei-, buis- of klokvormig, 2-lippig; bovenlip gaaf
of B-tandig; onderlip 2-spletig; keel van binnen naakt.
Bloemkroonbuis binnen den kelk besloten of er boven
uitstekend, gelijk, buikachtig gezwollen of van boven
verwijd, van binnen naakt of met een haarring, soms
aan de basis met 2 tandjes of uitsteeksels; zoom 2-lippig;
bovenlip opgericht of zelden min of meer uitgespreid,
recht of zeisvormig, meestal hol, gaaf of uitgerand; onderlip
uitgespreid, 3-spletig; middelste lob meestal breeder,
gaaf uitgerand of met 2 wijd uitstaande slippen. Volkomen
meeldraden 2, de voorste; helmdraden kort, met
het helmbindsel geleed en boven de geleding kort verlengd;
helmknoppen in tweeën gescheiden door het lijnvormige
helmbindsel dat naar achteren opstijgt en daar
een lijnvormig stuifmeel bevattend hokje draagt, en van
voren neergebogen is of vooruitsteekt en aldaar een stuifmeel
bevattend hokje of een rudimentair (ledig) hokje
draagt, dat soms ook wel ontbreekt; staminodiën op de
plaats der achterste meeldraden zeer klein of ontbrekend.
Schijf van voren meestal’ gezwollen, zelden echter een
hooge klier vormend, soms ook nagenoeg gelijk. Stijl aan
den top kort 2-spletig öf met gelijke priemvormige lobben
óf het voorste langer en afgeplat. Nootjes eivormig-
driehoekig of samengedrukt, glad.
Kruiden, half heesters of heesters met gaafrandige, getande
of ingesneden bladeren, die na de bloeiwijze in
schutbladen veranderen. Bloemen zelden geel, nu eens
groot dan weder klein. Schijnkransen 2—oo -bloemig, tot
aren, trossen of pluimen vereenigd. Zelden afzonderlijk
in de bladoksels.
Aantal soorten bijna 450, in de gematigde streken van de ge-
heele wereld verspreid, in Nederlandsch Indië voornamelijk in ge-
kweekten toestand.
19. ZIZIPHORA L.
Kelk buisvormig, lang, lB-nervig, 2-lippig; bovenlip
3-tandig, onderlip 2-tandig; keel van binnen met lange
haren, na den bloei door de samenneigende tanden vaak
gesloten. Bloemkroonbuis weinig uit den kelk te voorschijn
tredend, van binnen zonder haarring, met verwijde
keel; zoom 2-lippig; bovenlip opgericht gaaf; onderlip
uitgespreid, 3-spletig met afgeronde slippen waarvan de
middelste het langst en uitgerand is. Volkomen meeldraden
2, de voorste, onder den bovenlip opstijgend of
er kort boven uitkomend; helmknoppen lijnvormig öf in
het midden bevestigd en eerst 2-hokkig, dan door het
uiteenwijken en aan den top samenvloeien der hokjes
éénhokkig öf door het mislukken van een der hokjes
terstond éénhokkig. Schijf gelijk. Stijl aan den top 2-
spletig, voorste lob priemvormig, achterste zeer klein.
Nootjes eivormi.,, glad.
Éénjarige, lage kruiden of neerliggende halfheesters,
dikwijls grijsharig, met kleine, gave of weinige tanden
aan den rand dragende bladeren. Bloemen klein; nagenoeg
zittend of kort gesteeld; schijnkransen weinigbloe-
mig in de bladoksels van het bovenste deel der stengels.
Aantal soorten '12, in de omgeving der Middellandsche Zee en in
West- en Centraal Azië tehuis behoorend. Door Miqüel wordt ook
een soort voor Java opgegeven.
20. SOUTBLiLARIA L.
Kelk klokvormig, met 2 korte, breede, gave, na den
bloei der kelk afsluitende lippen, die later uiteensplijten,
waarbij de bovenlip, die van achteren een holle afgeronde
schub draagt afvalt, terwijl de onderlip blijft zitten.
Bloemkroonbuis ver buiten den kelk uitstekend, meestal
gekromd opstijgend naar boven tot een keel verwijd, van
binnen zonder haarring; zoom 2-lippig; bovenlip opgericht
helmvormig, gaaf of uitgerand; onderlip uitgespreid
of neergeslagen, breed, bol en uitgerand; zijlobben soms
vrij en uitgespreid, doch meestal met de bovenlip en
zeldzamer met de onderlip verbonden. Meeldraden 4,
didynamisch, de voorste het langst, onder den helm opstijgend;
helmdraden zonder tandje; helmknoppen paars-
wijze genaderd, gewimperd, die der achterste meeldraden
2-hokkig, met nagenoeg vrije, wijd uiteenstaande hokjes,
die der voorste slechts half ontwikkeld, daar een der