binnen besloten of er boven uitstekend, gelijk of ongelijk;
helmdraden draadvormig; helmknoppen eivormig of langwerpig,
diep 2-lobbig; helmhokjes vrij, evenwijdig, meestal
aan do rugzijde bevestigd, ten slotte plat uitgespreid.
Schijf onduidelijk of op verschillende wijzen gevoord of
min of meer gelobd. Eierstok 2-hokkig, zelden 4—oo -
hokkig; zaadlijsten breed en dik, met het tusschenschot
of den binnenhoek der hokjes vergroeid; stijl draadvormig;
stempel verbreed, met 2 korte en breede plaatjes; eitjes
talrijk. Doosvrucht 2-, zelden 4-hokkig, met evenveel,
meestal 2-spletige kleppen tot het midden of hooger openbarstend.
Zaden zeer talrijk, klein, ter nauwernood samengedrukt,
zaadhuid korrelig, of rimpelig; kiem bijna recht
of min of meer gekromd; zaadlobben halfrolrond of een
weinig breeder.
Kruiden, soms halfheesters, meestal kleverig behaard,
zelden heesters of kleine boomen, kaal en blauwgroen
of behaard. Bladeren onverdeeld, gaafrandig of zelden
gegolfd. Bloemen wit, geelachtig of rood, in een einde-
lingschen pluim of langs eenzijdige trossen met of zonder
schutbladen of de-onderste in de bladoksels alleenstaand.
Aantal soorten omstreeks 50, in Amerika tehuis behoorend, doch
eenige door de cultuur in de gematigde en tropische gewesten
verspreid. Op Java waren vroeger verscheidene soorten in cultuur.
Tegenwoordig schijnt deze echter beperkt tot de roodbloemige
N. Tabacum L., met trechtervormige bloemkroonbuis en spitse
~ slippen, en misschien ook de geelbloemige N. rustica L. met trompetvormige
bloemkroonbuis en stompe slippen 1). In Deli * 2) vindt
men een aantal vormen van N. Tabacum L. in cultuur, alle be-
hoorende tot de var. Virginica Comes, gekenmerkt door eivormige
bladeren, min of meer tuilvormige pluimen en eivormige, toegespitste
bloemkroonslippen. In tegenstelling van de 'zachtharige
ManiKa-tabak zijn daar alle verscheidenheden nagenoeg kaal. Men
4) De gegevens omtrent de in Deli gekweekte tabaksvarieteiten
zijn ontleend aan welwillend verstrekte mededeelingen van Dr. J, v.
Breda de Haan.
2) Zie over de variëteiten van deze beide soorten : H. Comes, Hortus
Botanicus Porticensis (Neapolitensis). 4895. Novae systemationis
var. Nicotianae tabaeap et rusticae tentamen.
Jaua-tabak, met fijnnervige bladeren, wier om de basis afgeronde
schijf zich duidelijk afscheidt van den gevleugelden bladsteel.
JSafafc-tabak met fijnnervige bladeren en lange, ongevleugelde
bladstelen.
onderscheidt e r : DeM-tabak, met opstaande, vlakke, fijnnervige
bladeren, aan de basis overgaande in gevleugelde bladstelen, wier
vleugels langs de stengels afloopen.
Maleier-ta.bak met hangende grofnervige bladeren, die overigens
zijn als die van de Deli-tabak.
SOLANACEAE VAN NEDERLANDSCH INDIË.
Tribus I. S o l a n e a e
4. LycoPERSicüM Mill.
esculentum Mill. Solanum Lycopersicum L. — Lyco-
persicum cerasiforme Don. (In warme gewesten van
Amerika en Nederlandsch Indië gekweekt.)
2. Solanum L.
Sectie I. Pachystemon.
alpinum Zoll, et Mor.. (Java.)
anacamptocarpum Dun. (Java.)
ardisioides BI. (Java.)
aviculare Forst■ (Timor.)
auriculatum Alt. (In tropisch Azië.)
bimense Miq. (Sumbawa.) i
Blumei Nees. B- S. Eschweilerianum Zipp. — S. uliginosum
BI. — S. violaceum BI. (Java.)
nigrum L. —.. S. rhinocerotis BI. (over de geheele wereld
verspreid.)
parasiticum BI. (Java.)
pubescéns Willd. (Java.)
verbascifolium L. — S. corymbosum Noronh. (In alle tropische
gewesten.)
viscidissimum Zoll, et Mor. (Java.)
tuberosum L. (In bergstreken veel gekweekt.)
Sectie II. Lysianthes.
biflorum Lour. — S. Zollingeri Dun. (Tropisch Azië.)
nematosepalum Meij. — S. ciliatum BI. — (Java.)
decemdatum Roxb. (Maleische Archipel.)
denticulatum BI. (Maleische Archipel.)
Sectie III. Leptostemon.
aculeatissimum Jacq. (Tropisch Azië.)
album Lour. (Molukken.)
athroanthum Dun. (Java.)
atroviolaceum Teysm, et Binn. (Java.)
Comitis Dun. (Java.) .
cyanocarphium BI. — S. coeruleum Noronha, (Java, Molukken.)
Dullmannianum Warb. (N. Guinea)
ferox L. — S. ovoideum Zipp. — i>. lasiocarpum Dun.
(Tropisch Azië.)
giganteum Jacq (Engelsch Indië, op Java gekweekt.)
gracilliflorum Dun. (Java.)