gaafrandige of zelden 2-spletige platen zijn verbreed;
eitjes in elk hokje of in elk vruchtblad meestal talrijk,
anatroop of amphitroop, in l-oo rijen aan elke zaadlijst
of halve zaadlijst. Doosvrucht vliezig of hard, zelden min
of meer vleezig, met twee kleppen openbarstend, waarbij
de kleppen soms de centrale zaadlijsten ontblooten, doch
meestal aan den ineengerolden rand of daarbinnen of aan
de geheele binnen-oppervlakte de zaadlijsten dragen. Zaden
zittend of in de zaadlijsten een weinig weggedoken, zelden
aan een korte zaadstreng bevestigd, kogelvormig, kantig
of zelden samengedrukt, soms door een smallen vleugel
omgeven of aan top en basis in een vleugel verlengd;
zaadhuid vliezig of korstachtig, met kuiltjes, netvormige
verhevenheden, rimpels of wratten of glad; kiem wit overvloedig:
kiem klein, zelden met de helft van het kiem-
wit overeenkomend, min of meer rolrond of kegelvormig;
kiemworteltje naar boven gericht of onbestemd van plaats.
Éénjarige of overblijvende, opgerichte of neerliggende
of zelden (bij Crawfurdia) windende of (bij Limnanthemum)
drijvende eenjarige of overblijvende kruiden,
zelden (niet in Nederlandsch Indië) heesters of kleine
boomen. Bladeren meestal (behalve bij Limnanthemum
bij alle in Nederlandsch Indië) tegenovergesteld, meestal
vergroeid of door een dwarse lijn, zelden door een korte,
binnen de bladstelen geplaatste scheede verbonden, zonder
echte steunblaadjes, gaafrandig. Bloeiwijze gewoonlijk
bestaande uit in drieën of tweeën vertakte bij schermen,
die in de oksels geplaatst of in pluimen de stengels of
takken afsluiten, doch soms onregelmatig ontwikkeld en tot
kogelvormige hoofdjes of zittende bundels opeengedrongen
zijn of zelden tot alleenstaande, zittende of gesteelde bloemen
zijn verminderd of zelden een eindelingsche aar vormen.
Schutbladen meestal schubvormig of ontbrekend,
schutblaadjes aan de bloemstelen zelden voorkomend,
hoogst zelden groot en bladachtig. Bloemen groot of klein
soms zeer klein, rood, geel, wit, blauw of paars.
Aantal soorten omstreeks 520, hoofdzakelijk in de gematigde
gewesten, in gering aantal tussehen de keerkringen.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus I. Bxaceae, Bladeren tegenovergesteld. Bloemkroon-
lobben naar rechts gedraaid. Eierstok al of niet volkomen 2-hokkig.
Stijl draadvormig. Helmknoppen|j|bij de geslachten van Nederlandsch
Indië] met porieën openspringend.
1. Cotylantera. Klein parasitisch kruid met sehubvormige
bladeren en kleine bloemen. Helmknoppen met ééne porie.
2. Exacdm. Bebladerde kruiden met niet zeer kleine blauwe
of twee- of driekleurige bloemen. Helmknoppen met twee porieën.
Tribus II. Chironieae. Bladeren tegenovergesteld. Bloemkroon-
lobben naar rechts gedraaid. Eierstok 1-hokkig. Stijl draadvormig.
3. E nicostema. Bloemen in okselstandige kluwens, regelmatig,
5-tallig. Bloemkroon trechtervormig. Meeldraden 5, alle volkomen,
elk met een schubje aan de basis.
4. H oppea. Bloemen in eindelingsche bijschermen, 4-tallig.
Bloemkroon urn- of buisvormig. Meeldraden 1—4, meestal slechts
1 volkomen; geen schubje aan de basis. Stempel knopvormig.
“ 5. Canscora. Bloemen in eindelingsche aren, bijschermen ot
pluimen, 4-tallig. Bloemkroon buisvormig. Meeldraden 1—4,
meestal slechts 1 volkomen; geen schubje aan de basis. Stempel
uit 2 platen bestaande.
Tribus III. Sweertieae. Bladeren tegenovergesteld, zelden afwisselend.
Bloemkroonlobben gedraaid of dakpanswijze dekkend. Eierstok
1-hokkig. Stijl meestal kort.
x Bloemkroon zonder klierachtige holten aan de basis der lobben.
6. Crawfurdia. Windende stengels. Bloemen vrij groot.
7. Gentiana. Kruipende of opgerichte stengels. Bloemen klein.
(Bij de soorten van Ned. Indië.)
f f Bloemkroon met klierachtige holten aan de basis der lobben.
8. Sweertia. Opgerichte kruiden. Bloemen niet klein.
Tribus IV. Menyantheae. Bladeren wortelstandig of afwisselend.
Bloemkroon in den knop dubbel gevouwen, klepswijze aaneensluitend.
Eierstok 1-hokkig. Stijl lang of kort.
9. L imnanthemum. Waterplanten met drijvende of kruipende
stengels en meestal hartvormige bladeren.
SLEUTEL DER GESLACHTEN.
1 .
2.
Waterplanten met drijvende stengels en hartvormige bladeren.
9. Limnanthemum.
Geen waterplanten, enz. 2.
Helmknoppen met porieën openspringend. 3,
Helmknoppen met spleten openspringend. 4.
Helmknoppen met 1 porie. i Cotylanthera.
Helmknoppen met 2 porieën. 2. Exacum.