een korte spleet verlengde poriën. Helmbindsel tusschen de beide
helmhokjes smal. Helmdraden zeer kort. Vrucht tweehokkig.
Bladeren gaaf gelobd of vinspletig. Kelk onder de vrucht niet
of weinig vergroot.
3. Cyphomandra. Helmknoppen opgericht of samenneigend,
met evenwijdige hokjes, die aan den top openspringen met eene
porie, die zich naar binnen soms in eene spleet verlengt; helmbindsel
achter de helmhokjes gelegen en verdikt. Helmdraden
zeer kort. Vrucht eivormig, sappig. Bladeren gaaf gelobd of vinspletig.
Kelk om de vrucht meestal niet vergroot.
4. Capsicum. Helmknoppen niet tot een kegel samenneigend,
vrij, met langsspleten openspringend. Helmdraden langer of even
lang als de helmknoppen. Vrucht van boven één-, van onderen
tweehokkig. Bladeren enkelvoudig, gaaf of met golvenden rand.
Kelk om de vrucht niet of nagenoeg niet vergroot.
5. P hysalis. Helmknoppen niet tot een kegel samenneigend,
vrij, met langsspleten openspringend. Helmdraden langer of even
lang als de helmknoppen.. Vrucht 2-hokkig. Bladeren enkelvoudig,
gaaf, met golvenden rand of vinspletig. Kelk om de vrucht sterk
♦ vergroot, veel grooter dan deze en haar geheel insluitend.
Tribus II. Atropeae. Vrucht eene bes. Bloemkroonlobben min
of meer dakpanswijze dekkend in den knop. Kiem sterk gekromd.
6. Lycium. Kelk 3—5-tandig of -lobbig. Bloemkroon buis-,
trompet-, klok- of .urnvormig. Heesters of kleine boompjes.
Tribus III. Hyoscyameae *). Vrucht eene .doosvrucht. Bloem-
kroonzoom geplooid of met dakpanswijze dekkende lobben, kiem sterk
gekromd.
7. Datura. Bloemkroon met een lange buis en geplooiden
zoom. Doosvrucht van boven 2-, van onderen 4-hokkig, met 4
kleppen openspringend.
8. Hyoscyamüs. Bloemkroon met een korte buis en dakpanswijze
dekkende lobben. Doosvrucht met een deksel openspringend.
Tribus IV. Cestrineac. Vrucht eene bes of doosvrucht. Bloem-
kroonzoom naar binnen gevouwen, klepswijze aaneensluitend. Kiem
nagenoeg recht. (In Nederlandseh Indië alleen gekweekt.)
9. Cestrum. Bloemkroon met lange buis en uitgespreiden 5-
lobbigen zoom. Bes vrucht met weinige zaden, soms door mislukking
1-zadig.
’) In Koorder’s Lijst der Phanerog. Gesl. van den Maleischen
Archipel wordt Scopolia Jack. genoemd bij de Solanaceae. Waarschijnlijk
moet dit niet zijn Scopolia Jacq., welk geslacht voor Europa
en Noord- en Midden-Azië niet-zuidelijker dan het Himalaya gebergte
bekend is, doch Scopolia Sm. reeds vroeger door den schrijver als
synoniem van Toddalia Juss. bij de Rutaceae opgegeven. De bedoelde
soort is dan Scopolia micracantha BI. van Java d. i. Toddalia mi-
crantha Steud.
10. Nicotiana. Bloemkroon met lange buis en uitgespreiden,
5-lobbigen zoom. Doosvrucht met 2, zelden 4 kleppen en talrijke
zaden.
SLEUTEL VOOR DE GESLACHTEN.
1. Vrucht eene bes.
Yrucht eene doosvrucht.
2. Bloemkroon rad- of klokvormig, in den knop niet dakpanswijze
dekkend. Bes meestal veelzadig. 3.
Bloemkroon trompet- of trechtervormig, of in den knop
dakpanswijze dekkend. Bes weinigzadig. 7.
3. Kelk klokvormig om de vrucht vergroot en deze omsluitend.
5. Physalis.
Kelk de vrucht niet omsluitend. 4.
4. Helmknoppen langer dan de helmdraden, samenhangend of
zoo zij vrij zijn met een porie openspringend. 5.
Helmknoppen korter dan de helmdraden of even lang, vrij,
met een langsspleet openspringend. 4. Oapsicum.
Helmbindsel smal. 6-
Helmbindsel breed, aan de achterzijde verdikt. 3. Cyphomandra.
6. Helmknoppen lang en smal met een langsspleet openspringend.
Vrucht (monstrueus ontwikkeld) veelhokkig.
1. Lycopersicum.
Helmknoppen lang en smal en met eene porie of kort en
breed en met eene spleet openspringend. Vrucht 2-hokkig.
2. SOLANUM.
7. Bloemkroon in den knop dakpanswijze dekkend. Kiem gekromd.
Zaadlobben even breed als het kiemworteltje.
6. Lycium.
Bloemkroon in den knop naar binnen gevouwen, klepswijze
aaneensluitend. Kiem recht. Zaadlobben nu eens veel
breeder dan het kiemworteltje, dan weder even breed.
9. Cestrum.
8. Doosvrucht boven het midden of aan den top met een dekseltje
openspringend, binnen den veelribbigen kelk besloten.
8. Hyoscyamüs.
Doosvrucht met kleppen openspringend, niet binnen den
kelk besloten. 9.
9. Kelk lang buisvormig, aan den top 5-spletig, met aan de
vrucht blijvende, soms vergroote basis en afvallend top-
gedeelte; bloemkroon trechtervormig; helmknoppen lang
lijnvormig; doosvrucht glad of gestekeld, kiem sterk
gekromd. 7. Datura.
Kelk ei- of buis-klokvormig, 5-spletig, om de vrucht niet
vergroot. Bloemkroon trompet- of trechtervormig; helmknoppen
eivormig of langwerpig; doosvrucht glad; kiem
nagenoeg recht of min of meer gekromd. 10. Nicotiana.