10. Lepiniopsis. Eierstok 5-hokkig. Vrucht steenvruchtachtig,
(met vliezige binnenlaag van den vruchtwand), door mislukking
1—3-hokkig. Zaden met kraakbeen-hoornachtig kiem wit.
Boomen.
Tribus II. Plamerieae. Helmknoppen vrij van dén stempel,
meestal zonder aanhangsels aan de stompe basis der helmhokjes.
Vruchtbladen meestal van onderen vrij, doch aan den top door middel
van den soms aan de basis gespleten stijl verbonden, soms van af de
basis hoog vergroeid, doch dan steeds in het midden vrij. Lobben der
bloemkroon meestal ineengedraaid en naar links dekkend. Zaden
meestal zonder haarkuif en schildvormig vastgehecht *).
A. Vruchtbladen met 2—4, zelden 6 eitjes. Vrucht bes- of steenvruchtachtig,
vleezig of vezelig.
Subtribus 4. Rauwolfieae. Zaadlijsten dun, Vrucht vleezig. Kelk
van binnen zonder klieren.
11. Rauwolfia. Steenvruchten vrij of verbonden tot eene
2-lobbige of -spletige, zelden van buiten geheel gave steenvrucht,
met 2 éénzadige kernen. Kiemwit glad. Bladeren
meestal in kransen. Kelk 5-spletig of -deelig. Schijf nap- of
ringvormig.
12 Alxxia. Steenvrucht vrij, éénzadig of uit 2—4 een-
zadige leden bestaande. Kiemwit uitgevreten. Bladeren meestal
in kransen. Kelk 5-deelig. Schijf ontbrekend.
13. Hunteria. Steenvruchten vrij, éénzadig of tweezadig en
dan door de naar binnen gedrongen zaadlijst tweehokkig.
Kiemwit glad. Bladeren tegenovergesteld. Schijf ontbrekend.
Subtribus 2. Cerbereae. Zaadlijsten dik, sterk naar binnen
gedrongen, met 2—4 schildvormig vastgehechte eitjes. Steenvruchten
of bessen, vaak vezelig, 1-zadig of 2-zadig; in het laatste geval door
de sterk naar binnen gedrongen houtachtige zaadlijsten 2-bökkig.
Kelk met of zonder klieren.
-j- Bloemkroon trechter- of trompetvormig, met schubben in de keel;
bloemkroonlóbben naar links dekkend. Kelk van binnen met of
zonder klieren. Bladet'en afwisselend.
14. Thevetia. Kelk van binnen met klieren. Vruchtbladen
min of meer vergroeid. Schijf nap- of kussenvormig.
1) Uitzonderingen: Helmhokjes min of meer aan den stempel verbonden
bij Thevetia en bij Voacanga, met aanhangsels aan de basis
bij het laatstgenoemde geslacht en eenige soorten van Tabernae-
montana. Lobben der bloemkroon naar rechts dekkend bij Amblyocalyx,
Kopsia, Alstonia, sect. Blaberopus en sect. Dissuraspermum en de
meeste soorten van Ochrosia, zeer smal naar links dekkend, nagenoeg
klepswijze aaneensluitend bij Ochrosia glomerata Val. Zaden
met een haarkuif bij Holarrhena.
15 Cerbera. Kelk van binnen zonder klieren. Vruchtbladen
vrij, schijf ontbrekend.
j-f Bloemkroon trompetvormig, zonder schubben in de keel;
bloemkroonlobben naar rechts dekkend of bijna klepswijze
aaneensluitend. Kelk zonder klieren. Bladeren tegenovergesteld
of in kransen.
16. Ochrosia. Lobben der bloemkroon naar rechts dekkend,
zelden bijna klepswijze aaneensluitend. Schijf ontbrekend of
onduidelijk. Binnenlaag van den vruchtwand dik, vezelig-
houtachtig. Bladeren in kransen, zelden tegenovergesteld.
17. Kopsia. Lobben der bloemkroon naar rechts dekkend.
Schijf uit twee schubben bestaande. Binnenlaag van den vruchtwand
dun. Bladeren tegenovergesteld.
B. Vruchtbladen met talrijke, meestal meer dan 6, eitjes. Vrucht
koker- of besvormig.
Subtribus 3. Eu-Plumerieae x). Kelk van binnen zonder klieren.
Helmhokjes zonder aanhangsels aan de basis. Yruchten droog,
kokervruchtvormig, zeer lang, cilindervormig-of afgeplat.
a. Zaden voor zoover bekend zonder haarkuif.
1. Eitjes in twee rijen.
18. Lochnera. Schijf uit 2 schubben bestaande, die met
de vruchtbladen afwisselen. Koker vruchten dun, cilindrisch.
Zaden aan weerszijden afgeknot en ongewimperd. Heesters of
eenjarige kruiden met tegenoverstaande bladeren.
2. Eitjes in oo -rijen.
■}• Bladeren afwisselend.
19. Plumeria. Schijf ontbrekend of met den kelk vergroeid.
Zaden gevleugeld. Stijl kort.
j-j- Bladeren in kransen of tegenovergesteld.
20. Alstonia. Schijf nu eens onduidelijk, dan weder ringvormig,
dan weder uit 2 groote lobben bestaande. Stijl draadvormig.
Vruchtbladen vrij, bovenstandig. Zaden aan top en
basis gewimperd, doch niet met een afvallende haarkuif.
Boomen met in kransen geplaatste bladeren.
21. Amblyocalyx. Schijf ringvormig (volgens Baillon) of
ontbrekend (volgens Bentham). Stijl kort, draadvormig. Vruchtbladen
aan de basis onderstandig en vergroeid. Zaden onbekend.
Heesters met in kransen geplaatste bladeren.
22. Dyera. Schijf onduidelijk ringvormig of ontbrekend.
Stempel zittend. Vruchtbladen half onderstandig. Zaden gevleugeld.
Boomen met in kransen geplaatste bladeren. 1
1) Alstoniinae bij Schumann.