vormig; eitjes, 1 in elk hokje, nabij de basis zijdelings
vastgehecht. Yrucht binnen den kelk besloten, langwer-
pig-lijnvormig, in 2 harde 1-zadige, min of meer gesna-
velde steenen uiteenvallend. Zaden opgericht zonder
kiem wit.
Kruiden of heesters onbehaard of lang-zachtharig,
met enkelvoudige haren. Bladeren tegenovergesteld of afwisselend,
meestal rimpelig. Bloemen wit, blauw, purper
of steenrood, ongesteeld en alleenstaand in de oksels
van schutbladen, nu eens kleine smalle, al of niet aangedrukte,
dan weder ei- of lancetvormige, dakpanswijze
opeengedrongen schutbladen en met deze nu eens losser
bevestigd, dan weder half weggedoken in de as van
eindelingsche aren, die nu eens lang, dan weder kort en
los zijn.
Aantal soorten-omstreeks 40, in tropisch Amerika thuisbêhoorend,
waarvan eenige in' andere tropische gewesten zijn verspreid. De
oudst bekende soort, S t. In d ica Vaftl, ofschoon waarschijnlijk ook
in Azië ingevoerd, werd het eerst als een Indische plant beschreven.
Door verschillende auteurs als synoniem beschouwd van de
West-Indische St. Jtxmaicensis Schau. vindt men de soort ook onder
dezen naam vermeld. In de tuinen vindt meir meerdere soorten
gekweekt bijv. S t. m utabilis Vahl met roode bloemen en één bloembladachtig
staminodinm. Beide behooren tot de Sectie Abena met
lange aren, waaraan de bloemen in de holte van de as zijn weggedoken,
terwijl bij de Sectie MelasanthUS de as der aren zonder
Jiolten is.
4. PRIVA Adans.
Kelk tijdens den bloei buisvormig, met 5 in korte tanden
verlengde ribben, om de vrucht vergroot en eng
tegen deze aangedrukt met samengetrokken monding.
Bloemkroonbuis cilindrisch recht of gekromd, van boven
een weinig verwijdzoom uitgespreid, schuin, min of
meer 2-lippig, 5-lobbig, de achterste lobben dikwijls het
kortst. Meeldraden 4, didynamisch, in het midden der
buis bevestigd en binnen deze besloten; helmhokjes
evenwijdig of weinig uiteenwijkend; achterst stamino-
dium klein of ontbrekend. Eierstok 2-hokkig; elk hokje
2 eitjes of door mislukking 1 eitje bevattend, weldra
door een valsch tusschenschot in 2 vakjes verdeeld; stijl
draadvormig aan den top naar voren verlengd en aldaar
met stempelkliertjes, naar achteren kantig of met een
tandje; eitjes vanaf de basis opgericht. Yrucht nauw
besloten in den vergrooten kelk, in 2 2-hokkige of door
mislukking 1-hokkige kernen uiteenvallend; kernen hard,
van buiten gestekeld, rimpelig of glad, aan de binnenzijde
hol of plat. Zaden de hokjes vullend, min of meer
rolrond, met dunne zaadhuid zonder kiemwit en een
rolronde kiem. . . .
Opgerichte, kale, zachtharigé of lang-zachthange kruiden.
Bladeren tegenovergesteld, vliezig, getand. Bloemen
klein of van middelbare grootte, kort gesteeld, alleenstaand
in de oksels van kleine smalle schutbladen en tot eindelingsche
of okselstandige, lange, dunne aren vereenigd.
Aantal soorten omstreeks 10, in de warmere gewesten der beide
halfronden tehuis behoorend. In Nederlandsch Indië zijn zij met
in het wild aahgetroffen, doch P r. echinata Juss. en P r. leptosta-
ch ya Juss., de eerste in het wild in ’s Lands Plantentuin waargenomen,
de tweede in Engelseh Indië voorkomend, zijn daar misschien
verwilderd. Beide behooren tot de sectie Eu-Priva met opgeblazen
kelk en sterk gerimpelde of zooals bij beide het geval is,
met haakvormige stekels bedekte vrucht.
5. VERBENA L .
Kelk kort of lang buisvormig, 5-ribbig, 5-tandig, aan
de vrucht weinig veranderd of aan de basis een weinig
verwijd. Bloemkroonbuis recht of gekromd, overal even
wijd of naar boven weinig verwijd; zoom uitgespreid,
min of meer 2-lippig; lobben 5, langwerpig of breed,
stomp of uitgerand, de achterste zelden, de zijdelingsche'
in den knop buiten gelegen, de voorste, altijd de grootste,
binnen gelegen. Meeldraden 4, didynamisch, zelden 2,
boven het midden van de buis bevestigd en binnen deze
besloten; helmknoppen eivormig, alle zonder aanhangsels
of het helmbindsel van de voorste in een knots- of klier -
vormig aanhangsel verlengd; helmhokjes evenwijdig of
een weinig uiteenwijkend. Eierstok aan den top gaaf
of zeer kort 4-lobbig, reeds vóór den bloei volkomen
4-hokkig; stijl meestal kort, aan den top kort 2-spletig,
voorste lob grooter en met stempelkliertjes, achterste
meestal glad; eitjes 1 in elk hokje, nabij de basis bevestigd.
Yrucht in den kelk besloten, droog, in 4 smalle
nootjes uiteenwijkend, met korstachtigen of harden vrucht-
wand. Zaden opgericht, zonder kiemwit.