5-lobbige ring is geplaatst, die tijdens den bloei de
bloemkroon afsluit, Meeldraden 5, onder den haarring
ingeplant, met zeer korte helmdraden; helmknoppen
langwerpig, met naar den stempel gerichte, evenwijdige,
aan den top toegespitste helmhokjes en een vlak, in een
stekeltje eindigend helmbindsel. Eierstok aan de achterzijde
2-hokkig, met cc eitjes in elk hokje, aan vleezige
asstandige zaadlijsten bevestigd; stijllang; stempel knotsvormig,
2-lobbig. Steenvrucht eivormig of kort cilindrisch,
zelden min of meer kogelvormig, met stompen of spitsen
top. Kern 2- of door mislukking 1-hokkig, met 1-zadige
hokjes, met dikken, van buiten vezeligen wand. Zaden
spoelvormig, met vliezige zaadhuid, een dun, vleezig
kiemwit en een even lange spoelvormige kiem, die in de
lengteas van het hokje geplaatst, uit een zeer lang kiem-
worteltje en twee zeer korte ineengedraaide zaadlobben
bestaat.
Kleine boom, met groote, omgekeerd eivormige, dun
lederachtige, vinnervige bladeren met gevleugelde blad-
voeten aan de basis der bladstelen; de groote, driehoekige,
lederachtige vleugels van eenzelfde bladpaar blijven lang
als een samengedrukte kom verbonden, scheuren ten
slotte uiteen en vallen met de bladeren zelve af. Bloemen
vrij groot, in bijschermen, die in twee of drieën vertakt
aan de toppen der takken of in de bladoksels staan.
Eene soort van Ambon, Cr. Moluccanum Scheff. Onder dezen
naam en onder den naam van Cr. Moluccanum Span. stonden 2
exemplaren in ’s Lands Plantentuin. Daar in het Herbarium een
door Binnendijk op Ambon verzameld exemplaar werd gevonden,
is de auteursnaam Span. waarschijnlijk een vergissing. Door
Scheffer is het nieuwe geslacht echter niet gepubliceerd. De
Heer Hoorders heeft in Nat. Tijdschr. N. I. LV (1896) p. 345
den naam het eerst vermeld en het geslacht eene plaats aangewezen
bij de Loganiaceae. Aan diens welwillend mij ter inzage
gegeven beschrijving en afbeelding van het geslacht en de soort
zijn mijne gegevens omtrent dezen merkwaardigen boom ontleend.
Het geslacht komt in vele opzichten met sommige Apocynaceae
overeen. Bloem en vrucht herinneren aan die van een Cerbera,
de ineengedraaide zaadlobben komen voor o. a. bij Wrightia, de
gevleugelde bladvoeten vindt men bij Voacanga. Het gemis aan
melksap en de eenvoudige stempel kenmerken het geslacht echter
duidelijk als een Loganiaceae.
12. GA.ERTNERA Lam.
Kelk los, klokvormig, met golvend getanden of 5-lob-
bigen rand. Bloemkroon trechter- of trompetvormig, met
lange, cilindrische of naar boven uitgezette of kortere
buis, lobben in den knop klepswijze aaneensluitend. Meeldraden
in de buis onder de keel bevestigd, met korte
helmdraden; helmknoppen lijnvormig, met evenwijdige
hokjes binnen de bloem besloten. Eierstok omgekeerd
eivormig of kogelvormig, 2-hokkig. Stijl draadvormig, aan
den top verdeeld in 2 lijnvormige met stempelkliertjes
bezette lobben; eitjes in elk hokje één, opgericht. Vrucht
kogelvormig, dubbel bolvormig, omgekeerd eivormig of
spoelvormig, glad of geribd, niet openbarstend, met korst-
achtige of harde 2-hokkige of in 2 kluisjes uiteenvallende.
kern en met een vleezige, doch niet dikke buitenlaag
van den vruchtwand. Zaden in elk hokje één, meestal
evenwijdig aan het tusschenschot samengedrukt, met
dunne zaadhuid; kiemwit overvloedig, kraakbeenachtig
of vleezig; kiem klein en recht, aan de basis van het
kiemwit.
Onbehaarde boomen of heesters. Bladeren tegenovergesteld,
gaafrandig, lederachtig, vinnervig. Steunbladachtige,
binnen de bladstelen geplaatste afgeknotte, zelden
met een rand van 4—8 borstels voorziene bladscheeden.
Bloemen, in eindelingsche, meestal rijkbloemige bij schermen,
die tot een hoofdje of tuil of pluim vereenigd of
zelden een groote piramide-vormige pluim vormen.
Aantal soorten omstreeks 25, in tropisch Afrika en Azië. Voor
Nederlandsch Indië werden er een 5-tal beschreven; het meest
algemeen wordt aangetroffen C. Koenigii Wright.
Door Solereder in Engler u. Prantzl’s Natürl. Pflanzenfam.
wordt op verschillende gronden het geslacht Gaertyiera bij de
Rubiaceae gebracht, deels op anatomische gronden, nl. de afwezigheid
van het inwendige phloeem en het voorkomen van raphiden
van zuringzure kalk, deels wegens de inplanting der eitjes en de
habitus.
LOGANIACEAE VAN NEDERLANDSCH INDIË.
Tribus 1. G e lsem ie a e -
1. Gelsemium Jdss.
Sumatrana. G. — élegans Benth. in Fl. Hongk. p.p. Miq.
in Fl. Ind. Bat. — Leptopteris Sumatrana BI. (Sumatra).