hoofdjes vormen, welke soms een eindelingschen tuil of bloemspiets
samenstellen. Eierstok met een eindelingsche 4-vleugelige centrale
zuil en hierdoor onvolkomen 4-hokkig. Doosvrucht min of meer
vleezig, 2-kleppig, 1 -zadig. Zaad met groote kiem en samengestelde
zaadlobben.
21. Avicennia. Opgerichte meestal -grijsharige heesters.
1. LANTANA L.
Kelk klein, vliezig, afgeknot of golvend-getand. Blöem-
kroonbuis cilindrisch, dun, overal even wijd of aan de
meeldraden een weinig verwijd; zoom uitgespreid, gelijk
of onduidelijk 2-lippig, 4—5-spletig, met breede, stompe
of uitgerande slippen. Meeldraden 4, didynamisch, in het
midden van de buis vastgehecht en daar binnen besloten ;
helmknoppen eivormig, met evenwijdige hokjes. Eierstok
2-hokkig; stijl meestal kort, met dikkenT schuinen of
zijdelingschen stempel; eitjes in elk hokje 1, van af de
basis opgericht of nabij de basis zijdelings bevestigd.
Yrucht steenvruchtachtig, met min of meer sappig vrucht-
vleesch en ééne harde, 2-hokkige kern of twee uiteenwijkende
1-hokkige kernen. Zaden zonder kiem wit.
Lagere of hoogere of hoogklimmende heesters, zelden
opgerichte kruiden met enkelvoudige haren, ruig- of
zachtharig of viltachtig. Bladeren tegenovergesteld, getand,
dikwijls gerimpeld. Bloemen rood, oranje, wit of
wisselkleurig, ongesteeld en alleenstaand in de oksels van
schutbladen langs de as van een gesteelde aar of een
hoofdje.
Aantal soorten omstreeks 50, voornamelijk in tropisch Amerika,
eenige weinige in tropisch Afrika en Azië. In verschillende vormen
treft men in Nederlandsch Indië eene verwilderde soort uit Noord-
Amerika aan, L . C am m a ra L.
2. LIPPIA L .
Kelk klein, vliezig, eivormig, klokvormig of samengedrukt,
met 2 vleugels of kielen, 2- of 4-spletig of
4-tandig. Bloemkroonbuis recht of gekromd, weinig boven
den kelk uitstekend of zelden verlengd, overal even
wijd of naar boven verwijd; zoom schuin, uitgespreid,
nagenoeg 2-lippig, 4-spletig, met breede dikwijls uitgerande
slippen, de achterste gaaf of meer of minder diep
2-spletig, de zijdelingsche naar buiten geplaatst, de voorste
het grootst. Meeldraden 4, didynamisch, in het midden
der buis bevestigd, daar binnen besloten of er ter nauwer-
nood boven uitstekend; helmknoppen eivormig of breed,
zonder aanhangsels, met evenwijdige helmhokjes. Eierstok
2-hokkig; stijl kort;-stempel dik, schuin of gekromd;
eitjes 1 in elk hokje van de basis opgericht of nabij de
basis zijdelings bevestigd. Yrucht klein, droog, binnen
den kelk besloten en soms met dezen vergroeid; buiten-
laag van den vruchtwand vliezig met de beide perkamentachtige
of verharde kernen die bij rijpheid elkander
loslaten, nagenoeg geheel vergroeid. Zaden zonder
kiem wit. 1 , , „ ,
Heesters, half heesters of zelden kruiden, kaal of met
enkelvoudige haren en door deze viltachtig, zachtharig
of ruig behaard. Bladeren tegenovergesteld of in kransen
van drie, zelden afwisselend, gaaf, getand of gelobd,
plat of rimpelig. Bloemen klein, ongesteeld en alleenstaand
in de oksels van schutbladen en tot lange, dunne
of dichte cilindrische aren, soms tot hoofdjes verbonden.
Aantal soorten omstreeks 90, hoofdzakelijk in Amerika, eenige
weinige in Afrika tehuis behoorende. Een drietal soorten, L .
nódiflora Rich., L . asperifolia Rich. en L . gem in a ta ff. ff. K. zijn
in vele tropische gewesten verwilderd. De beide eerste zijn op Java
aangetroffen; waarschijnlijk zal ook de derde daar niet ontbreken.
Alle behooren tot het ondergeslacht of de sectie Zapania met dichte
cilindrische of kogelvormige aren en breede dakpanswijze dekkende
schutbladen.
3. STAOHYTARPHETA Vahl.
Kelk nauw buisvormig, vliezig of kruidachtig, 5-ribbig,
5-tandig, met gelijke of ongelijke tanden, , in de vrucht
onveranderd of op verschillende wijzen gespleten. Bloemkroonbuis
cilindrisch recht of gekromd, overal even dun
of van boven verwijd; zoom uitgespreid 5-lobbig, met
breede stompe of uitgerande, gelijke of ongelijke lobben.
Yolkomen meeldraden 2, de voorste, boven het midden
van de buis bevestigd, daar binnen besloten, met korte
helmdraden; helmknoppen zonder aanhangsels, met naar
boven en naar onderen uiteen wij kende verticale helmhokjes;
staminodiën twee, de achterste klein. Eierstok
2-hokkig; stijl lang, stempel eindelingsch, rond, knop