voudige haren bekleed of kaalwordend. Bladeren tegenovergesteld,
gaaf of golvend getand. Bloemen ongesteeld,
klein, in gesteelde op hoofdjes gelijkende 7-bloemige, door
een 6-bladig omwindsel omgeven bijschermen, die in
tegenoverstaande paren langs de takken van eene einde-
lingsche pluim met kleine schutbladen zijn verspreid.
Omwindselbladen groot, bladachtig uitgespreid, de twee
buitenste grooter dan de vier binnenste.
Aantal soorten, volgens Briquet in Engler’s Pflanzenfam., 3,
S. involucratum Boxb. en S. polyandrum Wight. in Engelsch
Indië, S. Cumingianum Briq. in de Philippijnen, De verspreiding
van het geslacht doet vermoeden dat de laatste of andere soorten
ook in Nederlandseh Indië kunnen voorkomen.
19. SPHENODESMA Jack.
Kelk ei-klokvormig, 5-tandig, na den bloei kogelvormig
opgeblazen. Bloemkroonbuis kort; zoom uitgespreid; lobben
5, eivormig, langwerpig, min of meer gelijk, in den
knop dakpanswjjze dekkend. Meeldraden 5, onder de
keel bevestigd, binnen de bloem besloten of er een weinig
boven uitstekend^ helmknoppen kort of zelden langwerpig;
helmhokjes evenwijdig of uiteenwijkend. Eierstok
aan den top 1-hokkig, voorbij het midden 2-hokkig; elk
hokje door een onvolkomen tusschenschot in 2 vakjes
verdeeld, elk met 1 eitje; stijl lang, met 2 korte, spitse
slippen aan den top; eitjes 'hangende aan den top der
as welke de zaadlijsten draagt. Yrucht iri den opgeblazen
kelk besloten.
Klimmende, kale of met een kort vilt bekleede heesters.
Bladeren tegenovergesteld, gaafrandig. Bloemen ongesteeld,
klein, in gesteelde op hoofdjes gelijkende, 3—7-
bloemige, door een 6-bladig omwindsel omgeven bijschermen,
die in tegenover elkander staande paren langs
de takken van een eindelingsche pluim met kleine schutbladen
zijn verspreid. Omwindselbladen bladachtig.
Aantal soorten -volgens Briquet in Engler’s Pflanzenfam. 10,
in Engelsch en Nederlandseh Indië; beschreven hiervan zijn er 8,
de meeste in Malakka of in de nabijheid daarvan. Een of meer
onbeschreven soorten moeten in Borneo voorkomen.
20. CONG-EA Boxb.
Kelk eivormig-klokvormig, 5-tandig, na den bloei vergroot.
Bloemkroonbuis naar boven verwijd, zoom zeer
schuin, uitgespreid, min of meer 2-lippig; achterlip, de
buitenste, 2-3-spletig, voorste tweemaal korter met eivormige
lobben. Meeldraden 4, onder de keel ingeplant,
boven de bloem uitstekend; helmknoppen kort; helmhokjes
evenwijdig. Eierstok aan den top 1-hokkig, voorbij het
midden 2-hokkig; elk hokje door onvolkomen schotten
in 2 vakjes verdeeld met 1 eitje in elk vakje; stijl zeer
lang, aan den top zeer kort 2-spletig; eitjes van af den
top van de zaadlijsten dragende as omlaag hangend.
Yrucht klein, omgekeerd eivormig, bijna droog, 4-deelig,
4-zadig.
Klimmende heesters, bedekt met een vilt uit enkelvoudige
en stervormige haren bestaande. Bladeren tegenovergesteld,
gaaf. Bloemen ten getale van 5|§-7 verbonden
tot gesteelde, op hoofdjes gelijkende, aan de b^sis
door 3-bladige, uitgespreide en zijdelings met de as vergroeide
omwindsels omgeven bijschermen, die tegenover
elkander langs de takken van eene eindelingsche pluim
met kleine schutbladen zijn geplaatst.
Aantal soorten 4, in Burma en Malakka thuis behoorend, in
Nederlandseh Indië nog niet aangetroffen.
21. AVICENNIA L.
Kelk kort 5-deelig aan de vrucht onveranderd; segmenten
eivormig, dakpanswjjze dekkend. Bloemkroonbuis
kort, wijd cilindrisch, recht; zoom uitgespreid, 4-spletig,
met nagenoeg gelijke lobben of de achterste breeder.
Meeldraden 4, in de keel bevestigd, met zeer korte helm-
draden; helmknoppen min of meer boven de bloem uitstekend,
ei vormig, met evenwijdige helmhokjes. Eierstok
onvolkomen 4-hokkig, met een 4-vleugelige centrale zuil
en 1 eitje in elk hokje; stijl kort, aan den top met 2
gelijke slippen; eitjes van de centrale zuil tusschen de
vleugels neerhangend. Yrucht eene breede samengedrukte
doosvrucht, die met 2 dikke kleppen openspringt. Zaad,
door mislukking slechts één, opgericht; kiem, doordat
de eihulsels niet met de kern zijn medegegroeid, naakt;
zaadlobben zeer groot, in de lengte gevouwen; kiem-
worteltje naar onderen gericht, langharig, pluimpje zeer
groot, reeds voor het afvallen der vrucht ontwikkelend.
Onbehaarde of grijsharige heesters met tegenoverstaande