Subtribus 2. Cerbereae.
14. Thevetia L.
nereifolia Juss. (Java, Sumatra, Molukken gekweekt.)
45. Cerbera L.
Odollam Gaertn. * *) — C. Manghas Bl. Bijdr. — C. Man-
ghas L. ? (Van Madagaskar tot China, Noord-Australie
en de Zuidzee-eilanden.)
lactaria Ham. — C. Odollam Bl. Bijdr. — C. Manghas
Gaertn. (non L. ?). — C. Odollam var. lactaria K. et V.
(Java, Celebes, Molukken.)
floribunda K. Schum. (Nieuw-Guinea.)
Batjanica T. et B. (Batjan.)
16. Ochrosia.
I. Echinocaigon (F . v. M.)
salubris Bl. — Bleekeria salubris Hassk. — Lactaria salu-
bris Humph. -— Cerbera oppositifolia Lam. — Cerbera
salutaris Bl. — Calpicarpium? Lamarckii Don. —
Ochrosia oppositifolia K. Schum. — Ochrosia Borbonica
Hooker, non Gmel. (Molukken, N. Guinea, Java, Malakka,
Andaman Eilanden, Ceylon 2).)
glomerata Val. —- Pseudochrosia glomerata Bl. (N. Guinea.)
acuminata Trimen. — Lactaria acuminata T. et B. Cat.
H. Bog. (Celebes.)
*) Volgens Kuntze en Schumann is C. Odollam Gaertn. dezelfde
als C. Manghas L., zoodat de laatste naam prioriteit zou hebben.
Evenwel wordt door Schumann de bedoelde soort met C. lactaria
verward, daar hij opgeeft dat de helmknoppen in de keel staan, hetgeen
"het geval is bij C. lactaria, terwijl zij bij C. Odollam altijd
in de buis staan. Bovendien verschillen de soorten nog door een
trompet vormige bloemkroon bij C. Odollam en een min of meer
trechtervörmige bij C. laptaria. In het Herbarium kan men de beide
soorten door den vorm der bloemknoppen alleen onderscheiden.
Welke van de twee door Linnaeus als C. Manghas werd bedoeld, is
uit de litteratuur niet op te maken. Daar beide soorten door velen
met elkander zijn verward, is de opgave omtrent de verspreiding
niet geheel zeker.
a) De groeiplaatsen buiten Nederlandsch Indië zijn ontleend aan
Hooker, die de vrucht niet gezien had en de soort als synoniem
beschouwde met O. Borbonica Gmel. van de Mascarenen. Volgens Alph.
De Candolle is daar echter de steen dik, houtachtig en blijkt niets van
het bezit van stekels, zoodat deze waarschijnlijk tot de 2e sectie
behoort en misschien zooals K. Schumann veronderstelt, identiek is
met O. elliptica Lab. van Australië. Tot laatstgenoemde soort moet
waarschijnlijk ook gebracht worden de in ’s Lands Plantentuin gekweekte
O. cglocarpa Mig. (Lactaria kalokarpa Hassk. — Bleekeria
calocarpa Hassk.)
II. Lactaria (Hassk.)
Ackeringae Miq. — Lactaria Acker mgae T. et B. — Lactaria
coccinea var. Miq. (Java, Seboekoe, Banka.)
coccinea Miq. — Lactaria coccinea T. et B. (Celebes.)
17. Kopsia Bl.
arborea Bl. (Java.)
flavida Bl. (N. Guinea, Java.)
frutieosa A. D C.. — Calpicarpum Boxburghii Don. —
Cerbera frutieosa Ker. (Java, Borneo, Malakka.)
macrophylla Hook. f. (Singapore.)
pauciflora Hook. f. (Malakka.)
7 albiflora — Calpicarpum albiflorum T. et B. (Ceram.)
Subtribus 3. Eu-Plumeriae.
18. Lochnera Beichenb.
rosea Beichenb. — L. vincoides Beichenbi tins rVinca rosea L.
(Uit West-Indie, in Nederlandsch Indie gekweekt en ver-
wilderd.)
19. Plumeria L.
acutifolia Poir. — PI. acuminata Boxb. — PI. obtusa Lour. —
PI. arborea Noronha. (Nederl. Indie gekweekt.)
? Papuana Scheff. (N. Guinea.)
20. Alstonica B. Br.
scholaris B. Br. — Echites scholaris L. Aeschynomene
laevis Noronha (Java, Sumatra, Celebes, Molukken.)
_ spectabilis B. Br (Timor, Java 7)
angustifolia Wall. (Singapore, Penang, Celebes, Malakka.)
spatulata Bl. (Java, Malakka.)
angustifola Miq. (Java.)
calophylla Miq. ’) .(Sumatra.)
macrophylla Wall. — A. costata Wall. ^Java ? Timor 7
Penang.)
exirnia Miq. (Banda.)
grandifolia Miq. (Sumatra.)
polyphylla Miq. (Sumatra.)
acuminata Miq. (Ambon.)
subsessilis Miq. (Ambon.)
sericea Bl. — Blaberopus sericeus A. D C. (Timor, Java),
villosa Bl. Blaberopus villosus Miq. (Java),
var. ß petiolata 2) (Java.)
longissima F. v.^ Muell (N. Guinea.) — Blaberopus villosus
Miq. var. ß petiolata Miq.
21. Amblyocalyx Benth.
Beccarii Benth. (Borneo.)
1) Misschien dezelfde als de voorgaande.
2) Waarschijnlijk een afzonderlijke soort.