2— go , anatroop of amphitroop. Doosvrucht hokverbrekend
2-kleppig, met onverdeelde halve schotten en zaadlijsten
dragende kleppen, of opgerichte, evenwijdige zaadlijsten,
of zelden schotverdeelend met 2 kleppen of onregelmatig
openbarstend, waarbij de centrale zaadlijsten ontbloot
worden. Zaden meestal langwerpig, kogelvormig of kantig,
ten getale van 2 of meer; zaadlijst met wratten, aderen
of rimpels, zelden glad; kiemwit vleezig; kiem klein,
zelden langer dan het vierde deel van het kiemwit, recht,
zaadlobben plat-bol, of half rolrond; kiemworteltje naast
den navel, naar boven gericht of niet op een bepaalde
plaats.
Kruiden, éénjarig of overblijvend, laag of hoog, zelden
halfheesters, dikwijls ruigharig. Bladeren wortelstandig
of tegenovergesteld, gaaf, getand of gevoord, zelden handvormig
gelobd of ingesneden. Bloemen meestal aan ééne
zijde langs de schroefvormige takken van een 2-spletig
bijscherm of zelden langs een aar of een tros of gesteeld,
in de bladoksels of aan de toppen der takken.
Aantal soorten 150, meerendeels in tropisch Amerika, eenige
weinigen in Zuid-Afrika en op de Sandwicheilanden, 2 of 3 in de
warme gewesten van de oude wereld verspreid.
EENIG GESLACHT VOOR NEDERLANDSCH INDIË.
Hydrolea. Eierstok volkomen 2-hokkig. Stijlen 2 met knop-
vormige stempels. Bloemkroon dakpanswijze dekkend. Kruiden.
HYDROL EA L.
Kelksegmenten lancet vormig. Bloemkroon wijd klok-
radvormig, 5-spletig; lobben in den knop dakpanswijze
dekkend. Meeldraden 5, aan de basis der bloemkroon bevestigd,
met gelijke, draad vormige, aan de basis vaak
verbreede helmdraden; helmknoppen pijlvormig. Eierstok
volkomen 2-hokkig, zelden 8-hokkig; zaadlijsten met het
vleezige tusschenschot vergroeid; stijlen 2, zelden 8, vrij,
draadvormig; stempels knopvormig; eitjes in elk hokje
talrijk, in oo -rijen. Doosvrucht kogel- of eivormig, met
dunne, nu eens schotverbrekende 2- of zelden 3-kleppige
of onregelmatig openbarstende buiten laag van den vrucht-
wand, waarbij de beide zaadlijsten ontbloot worden. Zaden
talrijk, klein, onregelmatig rimpelig, geribd.
Kruiden of halfheesters, bezet met lange, aan den top
klierdragende haren of onbehaard, met okselstandige doorns
of ongedoornd. Bladeren afwisselend gaafrandig. Bloemen
blauw in dichte bijschermen of korte trossen aan de toppen
der takken.
Aantal soorten omstreeks 14, in Noord- en tropisch Amerika,
in tropisch Afrika en tropisch Azië. In Nederlandsch Indië ééne
soort, E. Zeylanica Vahl, die in het geheele verspreidensgebied van
het geslacht voorkomt en gekenmerkt is door de afwezigheid van
doorns en het voorkomen der bloemen aan zijdelingsche trossen.
Hydrolea L.
Zeylanica Vahl. — //, Javanica BI. — Nana Zeylanica L.
Hydrolea Arayatensis Blanco, (jn geheel tropisch Azië.)
F a m . xc. BORAGrINACEAE.
Bentham et Hooker, Gen. Plant. II, p. 832. — Miqüel, Fl. Ind.
Bat. II, p. 913 (Cordiaceae). II, p. 922 (.Heliotropia). II p. 929 (Bo-
ragineae). Sum 571 (Cordiaceae). — Baill. Hist. PI. X, :p. 343- /—
HOOK. f . Fl. Br. Ind. IV, p. 134. — Gürke. in Engl. u. P rantl. Nat.
Pflanz. Fam. Lief. 85, p. 106—107, 114 (Th. IV, Abth. 3). — Stapf
in Trans. Sum. Soc. Vol. IV. Pars 2, p. 209, t. XVI. —-\ Waï;b. in
Engl. Bot Jahrb. ZVI. (1893), p. 28.
Bloemen regelmatig of zelden schuin, tweeslachtig of
zelden door mislukking gemengdslachtig, meestal onder
de vrucht blijvend en al of niet na den bloei vergroot,
deze omsluitend. Kelk onderstandig, met klokvormige, of
zelden cilindrische buis of meestal met zeer korte of
zonder buis, met 5 tanden, lobben of segmenten, die in
den knop licht dakpanswijze dekkend of uiteenstaand,
zelden klepswijs aaneensluitend zijn. Bloemkroon vergroeid,
trechter-, buis-, trompet-, klok- of radvormig met
meestal 5-lobbigen zoom; bij vele geslachten in de
keel of boven de inplanting der meeldraden met
5 tegenover de lobben geplaatste schubben, of dwars- of
langplooien; lobben in den knop dakpanswijze dekkend
of zelden al of niet geplooid, ineengedraaid en naar
rechts dekkend. Meeldraden evenveel als bloemkroon-
lobben en met deze afwisselend; in de keel of de buis
der bloemkroon bevestigd, meestal alle gelijk; helmdraden