in de tropische gewesten van de oude wereld, ééne soort ook in
Europa verspreid. Hooker f . ziet het verschil tusschen dit geslacht
en Vandellia vooral in de evenwijdignervige bladeren, daar het
aan de meeldraden ontleende kenmerk niet altijd opgaat. Door
van Wettstein in Engler’s Pflanzenfamilien wordt met dit geslacht
Bonnaya Link et Otto vereenigd.
16. B O N N A Y A Link et O Ito.
Kelk 5-deelig, met smalle ter nauwernood dakpanswijze
dekkende segmenten. Bloemkroonbuis cilindrisch
of aan den top weinig verwijd; bovenlip in den knop
buiten gelegen, opgericht, breed, hol, kort, 2-spletig;
onderlip grooter, uitgespreid, met 3 breede nagenoeg
gelijke lobben. Achterste meeldraden volkomen, in de
buis bevestigd, min of meer daarin besloten, met draadvormige
helmdraden en min of meer samenhangende
helmknoppen, wier helmhokjes wijd uiteen staan; voorste
meeldraden vervangen door in de keel bevestigde, gave,
klierdragende, lijn- of knots vormige, stompe staminodiën.
Stijl aan den top met twee plaatjes, die aan de binnenzijde
de stempeloppervlakte dragen; eitjes talrijk. Doosvrucht
lijnvormig_ of langwerpig-lijnvormig, langer dan
de kelk, schotverbrekend opensplijtend met dunne, gave
kleppen die het aan haar evenwijdige tusschenschot ont-
blooten, dat de zaadlijsten draagt. Zaden talrijk net-
rimpelig.
Éénjarige kruipende of min of meer opgerichte kruiden
met tegenoverstaande gave of meestal gekartelde of
gezaagde bladeren. Bloemen in de bladoksels alleenstaand
of de bovenste tot een eindelingsche tros vereenigd; bloemstelen
zonder schutblaadjes.
Aantal soorten 8, in de warmere gewesten der oude wereld.
Voor Nederlandsch lndië wordt een 3-tal opgegeven. Van Wettstein
vereenigt het geslacht met llysanthes Rdf.
17. M IC R O O A R PA EA R. Br. -
Kelk buisvormig; 5-spletig met korte en spitse slippen.
Bloemkroonbuis kort; lobben 5, min of ineer breed, in
den knop dakpanswijze dekkend, uitgespreid, de achterste
min of meer vergroeid. Meeldraden 2, in de bloemkroonbuis
bevestigd, opstijgend, met draadvormige helmdraden ;
helmknoppen samenvloeiend, 1-hokkig. Stijl draadvormig,
weinig verdikt en teruggebogen aan den top en aldaar
met stempeloppervlakte bekleed; eitjes talrijk. Doosvrucht
eivormig, met 2 groeven, hokverbrekend opensplijtend;
kleppen gaaf van binnen, in het midden met
eene ribbe, het tusschenschot ontblootend dat dwars op
de kleppen staat en de zaadlijsten draagt.
Klein, sterk vertakt, kruipend of neerliggend kruid
met smalle, tegenoverstaande bladeren. Bloemen zeer
klein, ongesteeld, in de bladoksels alleenstaand, zonder
schutblaadjes.
Ééne soort, M. muscosa R. Br., in Zuid Azië en Australië voorkomende.
18. G LO S SO ST IGM A Arn.
Kelk klokvormig, kort en stomp, 3—4-lobbig, achterste
lob soms uitgerand. Bloemkroonbuis kort; lobben 5,
nagenoeg gelijk, in den knop dakpanswijze dekkend, de
2 achterste een weinig vergroeid, de voorste iets breeder
dan de andere. Meeldraden 2 (of, niet bij de Indische
soort, 4) in de buis bevestigd, met draadvormige helmdraden;
helmhokjes uiteenwijkend of wijd uiteenstaand,
aan den top samenvloeiend. Eierstok 2-hokkig of door
het verdwijnen van den rand van het tusschenschot 1-
hokkig; stijl kort, verbreed in een met stempeloppervlakte
bedekt plaatje, dat over de meeldraden heenbuigt; eitjes
talrijk. Doosvrucht in den kelk besloten; kogel- of eivormig,
hokverbrekend opensplijtend met gave kleppen, die
de zaadlijsten dragende zuil ontblooten. Zaden klein,
eivormig.
Sterk vertakte, kruipende, kleine kruiden. Bladeren
tegenovergesteld, gaaf, dikwijls in bundels aan de knoo-
pen. Bloemen klein, meestal met korte bloemstelen, zonder
schutblaadjes in de bladoksels alleenstaand.
Een drietal soorten, in Australië te huis behoorend, doch waarvan
ééne, Gl. spathulata Arn., die van Australië tot tropisch
Afrika verspreid voorkomt, dus ook waarschijnlijk wel in Nederlandsch
lndië zal worden aangetroffen.
19. S C O PA R IA L.
Kelk 4—5-deelig, met ei- of lancetvormige, in den
knop dakpanswijze dekkende lobben. Bloemkroon radvormig,
4-spletig, aan de keel dicht gebaard; lobben