den top kort 2-spletig; onderlip nagenoeg even lang, op-
gericht-uitgespreid, smal, aan den top 8-spletig. Meeldraden
2, in de keel bevestigd, nagenoeg even lang als de
bloemkroonlippen; helmknoppen 1-hokkig, langwerpig-
lijnvormig, in het midden aan de rugzijde bevestigd,
stomp; staminodiën ontbrekend. Grespen-stuifmeel. Schijf
ringvormig. Stijl draadvormig, aan den top afgeknot of
kort 2-spletig; eitjes in elk hokje 2. Doosvrucht langwerpig,
aan de basis in een korten niet uitgeholden steel
samengetrokken. Zaden 4.
Hoog kruid, kaal of kort grijsharig. Bladeren eivormig-
lancetvormig, gaaf of min of meer getand. Bloemen rood,
knikkend aan de toppen der takken, korte bij schermen
vormend met lijnvormige schutbladen en schutblaadjes.
Eéne soort, Cl. Burmanni Nees, in de Molukken, Borneo, Java
en op.Malakka.
40. P E R IS T R O PH E Nees.
Kelk kort, droog of doorschijnend, diep 5-spletig, met
lijn- en borstel vormige, nagenoeg gelijke slippen. Bloem-
kroonbuis dun of naar boven een weinig verwijd, recht
of aan den top omgebogen; zoom 2-lippig; lippen lang
en smal; bovenlip opgericht, hol, gaaf of uitgerand;
onderlip uitgespreid, hol of vlak, gaaf of aan den top
3-spletig. Meeldraden 2, in de keel bevestigd, een weinig
korter dan de lippen; helmknoppen 2-hokkig, met stompe,
boven elkander of op ongelijke hoogte ingeplante of zelden
nagenoeg evenwijdige, rechte of gekromde hokjes; staminodiën
ontbrekend. Grespen-stuifmeel. Schijf napvormig.
Stijl draadvormig; stempel stomp, min of meer knopvor-
mig; eitjes in elk hokje 2. Doosvrucht langwerpig, aan
de basis in een niet uitgeholden steel samengetrokken;
zaadlijsten met de kleppen vergroeid. Zaden 4 of door
mislukking minder, min of meer cirkelvormig, samengedrukt,
meestal met wratjes bezet.
Opgerichte of losse, wijdvertakte kruiden, naar boven
vaak pluimvormig vertakt, kaal of ruigharig. Bladeren
gaafrandig. Bloemen meestal purperkleurig, dun, ten
getale van 1 of meer met eenige kleine schutblaadjes
besloten tusschen 2 aan de basis min of meer vergroeide,
lijnvormige of langwerpig lancetvormige, zelden breede
schutbladen, die omwindsels vormen, welke zeldzaam
aan de basis kleinere schutbladen vertoonen. Hoofdjes
meestal gesteeld tot losse bijschermen verbonden, die in
losse pluimen bijeen staan of langs de stijve takken aan
een samengesteld bij scherm zijn verspreid, zelden in de
bladoksels bundels vormend.
Aantal soorten omstreeks 15, in de tropische gewesten der oude
wereld.
41. D IC L IPT E R A Juss.
Kelk droog of doorschijnend, diep 5-spletig, met lijnof
borstelvormige slippen, die nagenoeg gelijk zjjn of
waarvan de achterste het kleinst is. Bloemkroonbuis dun
of naar boven een weinig verwijd; zoom 2-lippig; lippen
lang, smal of eivormig; bovenlip in den knop binnen
gelegen, opgericht, gaaf, hoi of uitgerand, onderlip meestal
breeder, uitgespreid, bol of plat, gaaf of kort-lobbig,
met gelijke lobben of de in den knop buiten gelegen
middenlob het breedst. Meeldraden 2, in de keel bevestigd,
een weinig korter dan de lippen; helmknoppen
2-hokkig, met vrije, boven elkander staande of evenwijdige
of op ongelijke hoogte ingeplante eivormige helm-
hokjes, die beide stomp zijn of waarvan de onderste
zelden aan de basis een kort aanhangsel draagt; staminodiën
ontbrekend. Grespen-stuifmeel. Schijf napvormig,
afgeknot of golvend-getand. Stijl draadvormig, met gaven
of kort 2-tandigen top; eitjes in elk hokje 2. Doosvrucht
eivormig of min of meer cirkelvormig, min of meer
samengedrukt, nagenoeg zittend of in een niet uitgeholden
steel samengetrokken; zaadlijsten bij het openbarsten van
de kleppen elastisch loslatend en naar boven gekromd.
Zaden 4 of door mislukking minder, plat- en samengedrukt,
min of meer cirkelvormig, glad of een weinig
gestekeld; werphaken spits en eenigszins breed.
Kruiden met lange, neerliggende of min of meer opgerichte,
zachtharige of ruigharige stengels en gaafrandige
bladeren. Bloemen rood, paars of blauw, alleen of met
meerdere smalle schutblaadjes besloten tusschen 2 ei- of
lancetvormige, aan de basis min of meer vergroeide schutbladen
die omwindsels vormen, welke dikwijls door kleine,
priemvormige of doornachtige schutbladen aan de basis