2, Werphaken duidelijk. Opgerichte kruiden of halfheesters.
21. Blepharis Voorste meeldraden met een aanhangsel aan
den top. Bloemkroonbuis urnvormig. Bladeren (bij de soorten
van Kederlandsch Indië) niet doornig getand.
22. Acanthus. Voorste meeldraden zonder aanhangsel. Bloemkroonbuis
kort cilindrisch. Bladeren meestal doornig getand.
•{■ § Onderlip 5-lobbig. Kelk 5-deelig.
23. Crossandra Voorste meeldraden zonder aanhangsel. Bloemkroonbuis
lang cilindrisch. Bladeren gaafrandig.
b. Blo emk r o o n g e l i j kma t ig 5- lo b b ig of me e r o f
mi nde r du id e l i jk 2 - l i p p i g .
Tribus VIII. Andrographideae Eierstokhokjes met 6—12
eitjes. Bloemkroon 2-lippig. Meeldraden 2 met of zonder staminodiën.
1. Staminodiën aanwezig.
24. P hlogacanthus. Helmhokjes stomp. Bloemen in tot lange
aarvormige bloeispietsen vereenigde bijschermen. Heesters of
hooge kruiden.
2. ~Staminodiën ontbrekend.
Helmhokjes spits.
25. Andrographis. Bloemen in pluimen of éénzijdige bijschermen.
Kruiden met bebladerde stengels.
-j- ■f'Helmhokjes stomp.
26. Gymnostachyum. Bloemkroonbuis dun cilindrisch. Lage
kruiden met een wortelroset.
27. Cystacanthus. Bloemkroonbuis naar voren buikig verwijd.
Hooge kruiden zonder wortelroset.
Tribus IX. Asystasieae. Eierstokjes met twee eitjes. Bloemkroon
nagenoeg gelijkmatig 5-lobbig, niet duidelijk 2-lippig. Meeldraden
2 of 4 met 2 nagenoeg gelijke op gelijke hoogte ingeplante
helmhokjes.
28. Asystasia. Meeldraden 4. Bloemkroonbuis meestal gezwollen.
29. Eranthemum. Meeldraden 2. Bloemkroonbuis lang en dun.
Tribus X. Graptophyllnm. Eierstokhokjes met 2 eitjes.
Bloemkroon duidelijk 2-lippig. Meeldraden 2 of 4. Helmknoppen
2-hokkig; hokjes op gelijke hoogte, stomp of spits.
a. Helmhokjes stomp. Meeldraden 2.
1. Kelksegmenten smal', niet bladachtig.
30. Graptophyllum. Schutbladen lijnvormig, klein. Bloemkroonbuis
lang en dun. Staminodiën aanwezig.
34. Ptyssiglottis. Schutbladen lijnvormig, klein. Bloemkroonbuis
kort. Geen staminodiën.
32. Ecbolium. Schutbladen breed, 4-rijig. Bloemkroonbuis lang
en dun. Geen staminodiën.
2. Kelksegmenten breed, bladachtig, doorschijnend.
33. Calycacanthus. Schutbladen klein. Bloemkroonbuis boven
de basis vernauwd en dan verwijd. Geen staminodiën.
b. Helmhokjes aan de basis spits. Meeldraden 4.
34. I sochoriste. Kelksegmenten smal. Schutbladen smal.
Tribus XI. J n s t i c i e a e . Eierstokhokjes met 2 eitjes. Bloemkroon
duidelijk 2-lippig. Meeldraden 2 of 4. Helmknoppen 2-hokkig; hokjes
op ongelijke hoogte, stomp of aan de basis spits of gespoord. Bloemen
zonder omwindsels.
•j- Meeldraden 4.
35. Filetia. Bloemkroonbuis dun. Helmhokjes stomp.
f f Meeldraden 2.
1. Helmhokjes stomp.
36. Rhinacanthus. Bloemkroonbuis zeer lang; bovenlip smal.
37. Dianthera. Bloemkroonbuis zeer kort; bovenlip niet-smal.
2. Een der helmhokjes aan de basis gespoord en gestekeld.
38. Justicia. Bloemkroonbuis meestal kort en wijd; bovenlip
smal of breed.
Tribus XII. Monothecieae. Eierstokhokjes met 2 eitjes. Eloem-
kroon duidelijk 2-lippig. Meeldraden 2. Helmknoppen 1-hokkig. Bloemen
zonder omwindsels.
39. Clinacanthus. Helmhokjes stomp. Bloemkroonbuis lang
en dun.
Tribus XIII. Dicliptereae. Eierstokhokjes met 2 eitjes. Bloemkroon
duidelijk 2-lippig. Meeldraden 2. Helmknoppen 2- of 1-hokkig,
Bloemen ten getale van 4—4 besloten binnen uit vergroeide schutbladen
gevormde omwindsels, welke tot kluwens, aren, bijschermen
of pluimen zijn vereenigd.
A. Helmknoppen 1-hokkig.
40. Peristrophe. Tusschenschotten der doosvrucht niet bij
het openspringen van de kleppen loslatend. Omwindsels smalbladig
in losse pluimen of bijschermen. Helmhokjes stomp.
44. Dicliptera. Tusschenschotten der doosvrucht bij het openspringen
van de kleppen loslatend. Omwindsels brëedbladig, in
de bladoksels meestal opeengedrongen, zelden in losse pluimen.
Helmhokjes stomp.
42. Rungia. Tusschenschotten der doosvrucht bij het openspringen
van de kleppen loslatend. Omwindsels smal- of breed-
bladig, in aren. Eén der helmhokjes gespoord.
B. Helmknoppen i-hokkig.
43. Hypoestis. Tusschenschotten der doosvrucht bij het open