434 LXXXYI. ASCLEPIADACEAE.
keerde slippen. Bij de opnoeming der soorten is dit overzicht van
Beccari gevolgd.
33. C E R O P E G IA L.
Kelk 5-deelig, met 5 klieren aan de binnenzijde der
basis en met smalle segmenten. Bloemkroon met lange,
om de meeldradenzuil kogelvormig uitgezette buis en met
al of met verwijde keel; lobben 5, in den knop kleps-
wijze aaneensluitend, meestal smal of aan de basis verbreed
en boogswijze gekromd en aan den top samenhangend,
soms gewrongen, bij den top plotseling verbreed
of overal even smal uitgespreid of teruggeslagen. Bijkioou
aan de meeldradenbuis bevestigd, met ringvormige of
min of meer bekervormige basis en 5—10 lobben van
buiten en 5 tegenover de helmknoppen geplaatste lange
of korte, al of niet met de belmdraden vergroeide aanhangsels
aan de binnenzijde. Meeldraden aan de basis
van de bloemkroon bevestigd; helmdraden tot een meestal
korte buis verbonden; helmknoppen opgericht of neergebogen,
met stompe, niet met een aanhangsel voorzienen
top. Stuifmeelklompjes in elk hokje één, opgericht, kort,
aan één kant min of meer doorschijnend gerand. Stempel
met neergedrukten of twee bulten vertoonenden top
Kokervruchten meestal dun, rolrond, glad. Zaden met
een haarkuif.
Kruiden of halfheesters, meestal windend met een
knol aan de basis of lang en opgericht of met neder-
liggende takken, zelden met een vleezigen, weing bebla-
derden en opgerichten of klimmenden en bladloozen
stengel. Bladeren tegenovergesteld, ei-, lancet of lijnvormig,
zelden hartvormig. Bloemen soms ten getale van
1 ‘2j soms in groot aantal in scherm vormige, zittende of
gesteelde, in een der bladoksels geplaatste bijschermen.
Aantal soorten omstreeks 50, in tropisch en Zuid-Afrika en in
Engelseh en Nederlandsch Indië en Australië. In Nederlandsch
Indie komt waarschijnlijk slechts ééne soort voor, C. curviflora
Hassk., die door Miquel in Horsfieldiana werd verdoopt. Het schönt
nog twijfelachtig of het niet dezelfde soort is als C. Cumingicma
Decaisne, die op Manilla voorkomt. In dat geval heeft de laatst-
genoemde naam; als de oudste, prioriteit^
ASCLEPIADACEAE VAN NEDERLANDSCH INDIË.
O n de r fam. I PERIPLOCEAE.
Tribus I. P e r lp lo c e a e .
1. Phyllanthera BI.
bifida BI. — Periploca bifida Steud. (Java.)
2. Pentanura BI. *)
Sumatrana Bl. (Sumatra.)
3. Cryptolepis R. Br.
Javanica BI. — Leposma Javanicum BI. — Lepistoma Ja-
vanicum BI (Java.)
elegans Wall. — Cr. laxiflora BI. — Cr. pauciflora Wight.—
Aganosma Edithae Hance. — Echites pauciflora Rottl.
(Timor.)
var. ß obversa. — Cr. laxiflora BI. var. ß obversa Mig.
(Java.)
4. Cryptostegia R. Br.
grandiflora Br. — Nerium grandiflorum Roxb. (Java? in
Indië hier en daar gekweekt.)
5. Gymnanthera R. Br.
nitida R. Br. (Borneo.)
paludosa — Dicerolepis paludosa BI. (Java.)
pedunculata Vill. B- Dicerolepis pedunculata Miq. (Flores.)
hvpoleuca — Dicerolepis hypoleuca Miq. (Sumbawa.)
6. Finlaysonia Wall.
obovata WalI.ËBj Gurua obovata Ham. (Malakka.)
7. Atherandra Decaisne.
acutifolia Decaisne. — A. Pubescens Bl. — A. cuspidata
BI. A. acuminata Decaisnel — Atherostema Javensis
BI. — Cryptolepis9 fïliformis Wall. (Penang, Sumatra,
Java.)
8. Streptocaulon Wight, et Arn.
Wallichii Wight, et Arn. (Penang, Singapore.) '
9. Myriopteron Griff.
paniculatuin Griff. — Streptocaulon extensum Wight. —
Str. Horsfieldii Miq. — Vicarya cristata Wall. — Jen-
kensia cristata Wall (Java.)
On d e r f a m . II. EU-ASCLEPIADACEAE.
Tribus II. Se c am o n e a e .
10. Secamone R. Br.
micrantha Decaisne (Java, Timor.)
Blumei Decaisne. — Leptadenia elliptiea Bl. (Java.)
Bij vergissing Pentamera in Engler, Natürl. Pflanzen.
30