71. Myrmephytum Becc.
Selebicum Becc.
72. Hydrophytum Jack
simplex Becc.
ovatum Miq.
microphyllum Becc.
formicarum Jack'
crassifolium Becc.
73. Myrmecodia Jack
eehinata.
Groramensis Becc.
74. Gaertnera Lam. *)
13. P aederieae.
75. Paederia L.
foetida L.
76. Hamiltonia Boxb.
suaveolens Boxb.
,1 4 . Anthospermeae.
77. Serissa Comm.
foetida Comm.
78. Nertera Banks et Sol.
depressa Banks et Sol.
79. Coprosma Forst. :
Sundanum Miq.
15. Morindeae.
80. Tetralopha Hook. f.
Motleyi Hook. f.
81. Coelospermum BI..
scandens BI.
82. Gynochthodes BI:
coriacea BI.
83. Morinda L. (Morinda L., Reunellia Korth., Tribrachya Korth.)
Sect. I. Royoc D C.
citrifolia L.
Sect. II. Olichobrachya K. Schum.
speciosa Wall. (R. speciosa Hook. f.)
Borneensis Baill.
tribrachya K. Schum. (Tr. morindaeformis Korth.)
Beccariana Baill. (Tr. Beccariaha Boerl;)
16. Spermacoceae.
84. Hemidiodia K. Schum. * 2)
ocimifolia K. Schum.
t) In onze bewerking bij de Loganiaceae geplaatst.
2) Dit geslacht is gegrond op een neerliggend kruid van tropisch
Amerika, dat volgens Schumann in Nederlandsch Indië verwilderd
voorkomt. De soort was vroeger' onder verscheidene synoniemen
85. Borreria Mey. (Spermacoce L.)
ocimoides D C. (Sp. ocymoides Burm.)
stricta K. Schum. (Sp. stricta L. f.)
17. Galieae.
86. Galium L.
rotundifolium L.
87. Rubia L.
cordifolia L.
G e s l a c h t e n me t o n z ek e r e p l a a t s b e p a l i n g .
Aphaenandra Miq. volgens Baillon misschien tot de Mussaendeae
behoorend.
Bamboga BI. volgens Baillon misschien tot Nauclea behoorend.
Solenocera Zipp, van Timor is misschien eene Loganiacea.
bekend o. a. als Spermacoce ocymifolia Willd., die in den Index
Kewensis met eenigen twijfel tot Diodia rigida Cham. el Sphlechl is
gebracht. Volgens het geslachtskenmerk — eene vrucht, die zich
verdeelt iti twee kluisjes, welke aan de basis open zijn en van een
tusschenschot loslaten — verschilt de soort slechts zeer weinig van
Spermacoce L.