12. OY RTA NDROMOEA Zoll.
Kelk buisvormig, kort 5-lobbig, om de vrucht vergroot,
netvormig geaderd. Bloemkroon groot, kaal, wit,
soms met gele strepen van binnen; buis bijna recht;
lobben 5, nagenoeg gelijk, afgerond, uitstaande. Volkomen
meeldraden 4, didynamisch, nagenoeg gelijk, binnen de
bloemkroonbuis besloten; helmdraden lijnvormig; helmknoppen
min of meer pijlvormig met 2 langwerpige, uiteenwijkende,
doch niet aan den top ineenvloeiende hokjes.
Eierstok vrij; schijf nagenoeg geheel ontbrekend;
stijl lang, kaal; stempel halfcirkelvormig, uit 2 plaatjes
bestaande; zaadlijsten vrij diep naar binnen gedrongen,
aan den binnenkant, waar zij tot elkander naderen naakt,
vervolgens tweespletig, teruggekromd en met eitjes bezet;
zaadlijsten aan de basis verbonden, aan den top vrij en
2-spletig. Doosvrucht door den opgeblazen kelk omsloten,
ellipsoidvormig, dun papierachtig, onregelmatig verscheurend
of laat hok verbrekend, tweekleppig; zaadlijsten soms
loslatend van de kleppen en een centrale aan alle kanten
met zaden bezette zuil vormende; zaden min of meer
kogel vormig; zaadhuid door vierkante cellen netvormig
geaderd, bijna tralie vormig.
Dunne, zachtharige halfheesters met vierkantige takken,
voornamelijk aan den top bebladerd, gelijk of ongelijk,
elliptisch of lancetvormig, aan de basis wigvormig, gezaagd
of licht gekarteld. Bloemen in okselstandige, korte,
weinigbloemige bij schermen, zelden veelbloemige trossen
met een schutblad nabij de basis en twee in het midden
van eiken bloemsteel, de laatste klein lijnvormig, ten
slotte afvallend.
Aantal soorten 8, iu Burma, Malakka en den Maleischen
Archipel.
13. ST A U R A N T H E R A Benth.
Kelk wijd, klokvormig; lobben 5, wijd uiteenstaand,
met plooien in de inhammen. Bloemkroon rad-klokvor-
mig, van achteren aan de basis met een korte spoor of
bult; zoom 2-lippig; lobben 5, weinig verschillend in
grootte. Volkomen meeldraden 4; helmdraden kort, aan
de basis der bloemkroon bevestigd; helmknoppen 2-hokkig,
aan den top reeds vóór den bloei kruiswijs verbonden,
met de zijkanten in een kegel samenkomend;
hokjes aan de basis uiteenwijkend, aan den binnenkant
door langsspleten openbarstend, soms nagenoeg "iet ineenvloeiend.
Eierstok zittend, min of meer kogelvormig;
schijf ontbrekend; stijl kort; stempel breed trechtervormig,
aan den rand ongelijkmatig gelobd; zaadlijsten diep
naar binnen gedrongen, tweespletig, uit dunne of dikke
platen bestaande die aan alle kanten met eitjes zijn
bezet of aan het asgedeelte naakt zijn. Doosvrucht neergedrukt
kogelvormig, door den kelk omgeven, onregelmatig
of dwars openspringend; zaadlijsten in de as van
de doosvrucht overblijvend, vrij, min of meer 4-lobbig,
uit dunne of dikke plaatjes gevormd. Zaden klein, omgekeerd
eivormig, glad; zaadhuid netvormig geaderd met
gegolfde lange cellen.
Lage, sappige, zachtharige kruiden. Bladeren afwisselend
of tegenovergesteld, waarbij één van elk paar tot
een klein oorvormig blaadje is verminderd, sikkelvormig-
elliptisch, toegespitst, ongelijkzijdig, aan den eenen kant
aan de basis afgerond. Bloemen met kleine schutbladen
aan losse trosvormige, gesteelde bijschermen.
Aantal soorten 3, in Engelsch en Nederlandsch Indië.
14. ISA N T H E R A Nees.
Kelk klein, bijna tot aan de basis gedeeld; segmenten
5, smal. Bloemkroon klein, kort klokvormig, ter nau-
wernood 2-lippig; lobben 5, eivormig. Volkomen meeldraden
4, aan de basis der bloemkroon bevestigd, soms
ten getale van 5; helmdraden kort; helmknoppen klein,
nagenoeg vierkant, 2-hokkig; hokjes met zij spleten openbarstend,
welke soms aan den uitgeranden top van den
helmknop ineenvloeien. Eierstok eivormig, zittend; schijf
zeer klein, ringvormig of ontbrekend; stijl korter dan
de eierstok; stempel klein, knop vormig; zaadlijsten diep
naar binnen gedrongen, teruggekromd en met eitjes bezet.
Vrucht klein eivormig of nagenoeg kogelvormig,
vleezig, niet openbarstend of soms 2-kleppig. Zaden zeer
klein, ellipsoidvormig, glad.
Lage halfheesters, zelden vertakt, met bruine, zijde