664 C. VERBEXACEAE.
•41. Dicliptera Juss.
canescens Nees (Java.)
javanica Nees — Dicliptera bivalvis Bl. (Java.)
glabra Decaisne (Timor.)
eriaritha Decaisne (Timor.)
interrupta Bl. — Bungia interrupta Hassk. (Java.)
chinensis Nees — Justicia chinensis L. (Java.)
spicata Decaisne (Timor.)
? crenata Miq. (Sumatra.)
Burmanni Nees — Dicliptera ciliata Decaisne — Justicia
chinensis Burm. (Timor, Java.)
' var. latior Nees (Java).
42. Rungia Nees
parviflora Nees — Justicia paruiflora Betz. — Justicia coe-
rulea Bl. — Dicliptera coerulea Bl. (NedeiTandseh Indie.)
var. submutica Nees (Java.)
pectinata Nees. — Justicia pectinata L. — Dicliptera pec-
tinata Juss. (Java.)
origanoides Nees — Justicia pectinata Bl. haud Nees
(Java.)
43. Hypoestis B. Br.
laxiflora R. Br. (Java, Philipp. Eilanden, Australie.)
rosea Decaisne (Java.)
tomentosa Mig.(Java.)
polythvrsa Miq. (Java.)
populifolia Miq. (Java?)
Zollingeriana Miq. (Java.)
Teysmanniana Miq. (Java.)
malaccensis Wight (Malakka.)
floribunda R. Br.
var. paniculata Benth. (Celebes.)
F am. c. VERBENACEAE.
Bentham et Hooker, Gen. Plant. II, p. 1131. — Miquel, Flora
Ind. Bat. II, p. 856 en 1084. — Sumatra, p. 567. — Bâillon,
Hist. Plant. XI, p. 78. — Hooker, Fl. of Br. Ind. IV, p. 560. —
Briquet in Engl. u. Prantl, Nat. Pflanzen Fam. Lief. 85 p. 114,
127 (Th. IV, Abh. 3a.)
Bloemen tweeslachtig of zelden door mislukking ge-
mengdslachtig, onregelmatig of zelden, bij weinige geslachten,
regelmatig. Kelk onderstandig, blijvend, met
klok- of buisvormige buis of zelden zonder buis, met 5
of 4, zelden met 6—8 tanden, lobben of segmenten, of
met afgeknotten rand. Bloemkroon vergroeidbladig, meestal
lang, met cilindrische of van boven verwijde, dikwijls
gekromde buis, zelden kort en klokvormig; zoom 4 5-
spletig, zelden oo-spletig, met gelijke lobben of min of
meer 2-lippig, alle uitstaand en plat of de 1 2 achterste
opgericht, de voorste dikwijls grooter en soms
hol, in den knop dakpanswijze dekkend, de achterste of
zelden de zijdelingsche buiten gelegen, de voorste binnen.
Meeldraden typisch evenveel als de bloemkroonlobben
en met deze afwisselend, doch slechts bij eenige geslachten
allen ontwikkeld, soms 4, didynamisch, met
het vijfde, het achterste als staminodium of ontbrekend
of 2 met de drie achterste als helmdraden, onderling vrij,
draadvormig of aan de basis een weinig verdikt, zonder
aanhangsels. Staminodiën of ontbrekend. Helmknoppen
onderling vrij, zelden tot elkander nijgend, nooit paars-
wijze samenhangend, aan de rugzijde bevestigd, 2-hokkig,
met vrije, evenwijdige of uiteenwijkende, zelden rechthoekig
uiteenstaande of aan den top ineenvloeiende hokjes,
die door een langsspleet openbarsten. Schijf onder
den eierstok soms dikvleezig, zelden ringvormig, dikwijls
weinig in het oog vallend. Eierstok bovenstandig, zittend,
gaaf, spits, stomp, uitgerand, met 4 groeven of zelden
kort 4-lobbig, in den jeugdtoestand gewoonlijk 1-hokkig,
doch uit 2 vruchtbladen gevormd, welks randen elk 1
eitje dragen en paarswijze naar binnen dringend, den
eierstok verdeelen in 2 hokjes elk met 2 eitjes of door
mislukking elk met 1 eitje, waarna door ontwikkeling
van een valsch tusschenschot elk hokje nog in twee
vakjes wordt gedeeld, zoodat na afloop van den bloei^ de
eierstok gewoonlijk 2—4-hokkig is met 1-eiige hokjes,
zelden is de eierstok gevormd uit 4—5-vruchtbladen met
8—10 hokjes of reeds in de jeugd volkomen 4—5-hokkig
of alleen aan den top 1-hokkig; stijl eindelingsch, enkelvoudig,
gaaf of aan den top in 2, zelden 4—5, meestal
korte spitse, of stompe lobben verdeeld, zelden met een
knopvormigen, gaven of twèelobbigen stempel.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus I. Y e i'b c nC R C Bloemen in aren of trossen. Kruiden of
heesters (Alle Kosmopoliten of ingevoerde planten).
•j- Bloemen in aren.