27. LY O N S IA B. Br.
Kelk klein, diep 5-spletig, van binnen zonder klieren
of met 5 schubben of met oo kleine klieren. Bloemkroon
trompetyormig of met zeer korte, min of meer rad vormige
buis, zonder schubben in de keel; lobben 5, lij n-
of lancetvormig, dikwijls aan de binnenzijde onderaan of
geheel en al zacht behaard, in den knop klepswijze aaneensluitend
of zeer weinig naar rechts dekkend. Meeldraden
in de buis bevestigd, met korte helmdraden;
helmknoppen langwerpig of lijnvormig, boven de bloemkroon
uitstekend, om den stempel samenkomend en in
het midden daarin vastgehecht; helmhokjes aan de basis
in ledige, stijve aanhangsels verlengd. Schijf met 5 schubben
of diep 5-lobbig. Eierstok 2-hokkig, doch uit vrucht-
bladen gevormd, die gemakkelijk te scheiden zijn; stijl
draadvormig; stempel ei- of spoelvormig, aan de basis
meestal tot een neergeslagen ring verbreed en met eene
kegelvormige, gave of 2-spletige_spits; eitjes in elk hokje
talrijk. Yruchten cilindrisch, bestaande uit 2 kokervruch-
ten, die lang aan elkander verbonden blijven, doch ten
slotte meestal uiteenwijken en wier zaadlijsten vrij van
den vruchtwand en onder elkander met de rugzijde lang
verbonden blijven of onderling vrij zijn. Zaden langwerpig
of lijnvormig aan den top versmald en met eene
afvallende haarkuif; kiemwit weinig; zaadlobben plat;
kiemworteltje naar boven gericht.
Windende heesters of halfheesters, onbehaard of zacht-
harig. Bladeren tegenovergesteld, vinnervig. Bloemen vrij
klein, wit of geelachtig, in okselstandige of eindelingsche
of schijnbaar okselstandige, gesteelde bij schermen.
Aantal soorten ongeveer 13, hoofdzakelijk in Australië tehuis
behoorend. Bentham geeft aan, dat misschien eene onbeschreven
soort van Celebes tot dit geslacht moet gebracht worden. Het
onderscheid tusschen Lyonsia en Parsonsia berust hoofdzakelijk
op de aaneensluiting der bloemkroonlobben. Door Baillon is echter
aangetoond dat de bloemkroonlobben in alle soorten, hoe gering
ook, naar rechts dekkend zijn, zoodat Lyonsia veeleer als een sectie
van Parsonsia moet beschouwd worden, eene meening, reeds vroe-
• ger door Ferd. v. Mueller voorgestaan.
28. PA R SO N S IA B. Br.
Kelk 5-deelig, van binnen aan de basis nu eens zonw
der klieren, dan weder met 5 schubben of co kleine
klieren. Bloemkroon trompetvormig, met korte, cilindrische
of min of meer kogelvormige buis, met samengetrokken
of breedere onbeschubde keel; lobben 5, recht, in den
knop licht ineengedraaid en naar rechts dekkend. Meeldraden
in de buis bevestigd, met,smalle dikwijls ineen-
gedraaide helmdraden; helmknoppen half boven de buis
uitkomend, langwerpig-lancetvormig of lijnvormig, spits,
om den stempel samenkomend en in het midden er mede
verbonden; helmhokjes aan de basis in een ledig en stijf
aanhangsel verlengd. Schijf met 5 lobben of 5 schubben.
Eierstok 2-hokkig, doch meestal met gemakkelijk te
scheiden vruchtbladen; stijl draad vormig; stempel vrij
dik, aan de' basis met een ring of met 5 teruggeslagen
tandjes, in het midden dikwijls samengetrokken, met eene
gave of kort 2-lobbige spits; eitjes in elk hokje talrijk.
Yrucht cilindrisch, bestaande uit 2 lang samenhangende
en ten slotte uiteen wij kende kokervruchten met onder
elkander en van den vruchtwand loslatende zaadlijsten.
Zaden lijnvormig of langwerpig naar den top versmald
en met een lange haarkuif; kiemwit weinig, zaadlobben
langwerpig-lijnvormig, plat; kiemworteltje naar boven
gericht.
Windende heesters of halfheesters, onbehaard of kort-
harig, met tegenovergestelde bladeren en vrij kleine,
witte bloemen, die in eindelingsche of okselstandige, soms
een eindelingsche bloeispiets vormende, vorkswijze vertakte,
kort gesteelde bij schermen zijn geplaatst.
Aantal soorten omstreeks 12, in tropisch Azië en Australië. De
soort, die de grootste verspreiding schijnt te bezitten, P. spiralis
Wall., vormde ook het type voor Blume’s geslacht Heligme of
Helygia, door H asskarl Helygma genoemd. Door Baillon wordt
ook het geslacht Lyonsia R. Br. in Parsonsia opgenouien.
29. PO T T S IA 1Rook. et Arnr'
Kelk klein, 5-deelig, van binnen aan de basis met 5-co
klieren of schubjes en met stompe lobben. Bloemkroon
trompetvormig, met cilindrische buis en samengetrokken,
onbeschubde keel; lobben 5, eivormig of langwerpig, recht,
in den knop weinig ineengedraaid en naar rechts dekkend.
Meeldraden boven in de buis bevestigd, met zeer korte