zijn voorzien en nu eens meerdere ongesteeld in de blad-
oksels staan, dan weder kort gesteeld tot losse of dichte
bijschermen zijn vereenigd.
Aantal soorten omstreeks 60, in alle tropische gewesten verspreid.
42. RUNGrIA Nees.
Kelk 5-deelig, met toegespitste, meestal stijfvliezige of
doorschijnende, nagenoeg gelijke slippen. Bloemkroon-
buis kort, recht, naar boven weinig verwijd; zoom 2-
lippig; bovenlip in den knop binnen gelegen, öpgericht,
hol, gaaf of 2-tandig; onderlip meestal langer, uitgespreid
3-spletig, aan de basis geaderd. Meeldraden 2, in
de keel bevestigd, korter dan de bovenlip; helmknoppen
2-hokkig, met uiteenwijkende helmhokjes, die op ongelijke
hoogte zijn ingeplant en waarvan het onderste of
beide gespoord zijn; staminodiën ontbrekend. Gfespen-
stuifmeel. Schijf ringvormig of kort napvormig. Stijl
draadvormig, met stompen, gaven of kort 2-lobbigen top;
in elk hokje van den eierstok 2 eitjes. Doosvrucht
eivormig of langwerpig, aan de basis in een niet uitge-
holden steel samengetrokken; zaadlijsten bij het openspringen
van de buis elastisch loslatend en naar boven
gekromd. Zaden 4 of door mislukking minder, plat-samen-
gedrukt, min of meer cirkelvormig, gerimpeld, van werp-
haken voorzien.
Kruipende, nederliggende of opgerichte, al of niet behaarde
kruiden met gaafrandige bladeren. Bloemen klein,
ongesteeld, alleenstaand in de oksels van schutbladen,
dichte eindelingsche of okselstandige, korte of lange eenzijdige
aren vormend; schutbladen telkens twee boven
elkander, de paren in twee rijen afwisselend, vliezig of
geaderd, vaak doorschijnend gerand; schutblaadjes twee,
groot, meestal stomp, cirkelvormig of min of meer lancetvormig,
vliezig of doorschijnend, grooter dan de kelk
en een omwindsel om elke bloem vormend.
Aantal soorten omstreeks 20, in tropisch Azië en eenige weinige
in Afrika.
43. H Y PO E S T IS ff. Br.
Kelk kort, droog of doorschijnend, diep 5-spletig, met
smalle of borstelvormige, nagenoeg gelijke slippen. Bloemkroonbuis
dun of naar boven een weinig verwijd, recht
of aan den top neergebogen; zoom 2-lippig; bovenlip
opgericht, hol of ten slotte teruggekromd, gaaf of kort
2-spletig; onderlip breeder, uitgespreid of teruggekromd,
bol, kort of tot het midden 3-spletig. Meeldraden 4,
onder de keel bevestigd, korter dan de lippen of er boven
uitstekend; helmknoppen 1-hokkig, ruggelings vastgehecht,
stomp, na het openbarsten breed en vliezig; staminodiën
ontbrekend. Gespen-stuifmeel. Schijf nap vormig.
Stijl draadvormig in een niet uitgeholden steel samengetrokken
; zaadlijsten met de kleppen vergroeid. Zaden
4 of door mislukking minder, min of meer cirkelvormig,
meestal met wratjes bezet.
Kruiden of heesters met gaafrandige of getande bladeren.
Bloemen 1 of meerdere, besloten tusschen twee
lijnvormige of lijn-laneetvormige, zelden breedere, aan de
basis min of meer vergroeide schutbladen, die ongesteeld
of kort gesteeld in de bladoksels opeengedrongen of
langs de lange takken van de bijschermen zijn verspreid,
zelden in losse pluimen.
Aantal soorten omstreeks 85, in de tropische gewesten der oude
wereld.
ACANTHACEAE VAN NEDERLANDSCH INDIÊ.
Onde r f ami l i e I. THUNBERG10IDEAE.
Tribus I. T h im b e r g i e a e .
1. Thunbergia L. f.
Sect. 1. Thunbergiopsis.
hastata Decaisne (Timor.)
Sect. 2. Eu-Thunbergia.
fragrans Roxb. — Th. Juvanica Gaertn. f. — Th. volubilis
Pers. — Th. scandens Pers. — Th. angustifolia Ham. —
Th. Roxburghia Nees (Java, Celebes, Timor.)
alata Boj. (Dit tropisch Airika, in Nederlandsch Indië o. a.
op Celebes verwilderd.)
Sect. 3. Hexacentris.
grandiflora Roxb. — Th. cordifolia. — Flemingia grandiflora
Rottl. (Singapore, Java, meestal gekweekt),
laurifolia Lindl. (Malakka.)
coccinea Wall. — Hexacentris coccinea Nees. — ff. dentata
Nees. — ff. acuminata -Nees. (Java, meestal gekweekt.)