meel. Eierstok 1-hokkig, met weinig naar 'binnen uitspringende
zaadlijsten; stijl draadvormig; stengel uit 2
platen bestaande. Doosvrucht, openspringend met 2 kleppen,
welker weinig naar binnen gedrongen randen de zaadlijsten
dragen. Zaden zeer klein, veelkantig, netvormig gerimpeld.
Eenjarige, opgerichte of wijdvertakte kruiden. Bladeren
zittend of stengelomvattend, soms alle vrij aan de bloei-
wijze of langs den geheelen stengel, soms die van hetzelfde
paar tot één vergroeid. Bloemen gesteeld of bijna
zittend of aan in tweeën vertakte bijschermen of langs
de spil van een eindelingsche aar öf in pluimen, wier
takken uit aren bestaan.
Aantal soorten 12, voornamelijk in tropisch Azië, doch ook in
tropisch Afrika en Australië. In Nederlandsch Indië 2 soorten,
waarvan de een C. macrocalyx Miq. alleen voor Java wordt genoemd,
terwijl de tweede, C. diffusa Br. in geheel Indië voorkomt.
De laatste vindt men ook als eene soort van Pladera Soland.,
van Orthostemon Br. en Cobamba Bleo. De eerste komt in vele
opzichten overeen met G. deeussata Roem. et Schuit., die in tropisch
Azië en Engelsch Indië algemeen, misschien ook in Ned.
Indië zou kunnen aangetroffen worden, doch verschilt hiervan door
een meer gedrongen gestalte, veel breeder kelkvleugels, kortere en
meer spitse vruchtkleppen. De tweede soort is van heiden gemakkelijk
te onderscheiden wegens den ongevleugelden kelk en de ongevleugelde
bloemstelen.
6. C R AW PU E D IA Wall.
Kelk buisvormig, 4—5-vleugelig, gekield of glad, aan
den top 4-—5-tandig of -lobbig; nu eens met lijnvormige
tanden, dan weder (niet bij de JSTed. Indische soort) met
bladachtige lobben. Bloemkroon buis-klokvormig of min
of meer trechter vormig, met naar boven verwijde buis;
lobben 4e-5, kort of even lang als de buis, in den knop
ineengedraaid en met piooivormige aanhangsels in de
tusschenruimten of naakt. Meeldraden 4—5, aan de buis
bevestigd, met draadvormige helmdraden; helmknoppen
eivormig, pjjlvormig, bewegelijk of naar buiten omgeslagen.
Schijf kort, 5-lobbig of ontbrekend. Eierstok gestoeld,
1-hokkig; stijl dun; stempel uit 2 platen gevormd ;
eitjes talrijk, aan 2 wandstandige niet naar binnen gedrongen
zaadlijsten bevestigd. Doosvrucht of bes vrucht,
samengedrukt, eivormig of langwerpig, met gevleugelden
of naakten rand, 1 -hokkig, óf met 2 kleppen openspringend,
die aan de randen de zaden, aragen, öf niet openspringend.
Zaden samengedrukt, lensvormig, omgeven
door een smallen vleugel, die bij eenige geheel enkelvoudig,
bij andere aan ééne zijde dubbel is.
Kruidachtige, windende stengels. Bladeren tegenovergesteld,
gesteeld, meestal 3-nervig. Bloemen blauw of
wit, groot, in de bladoksels alleenstaand of tot bundels
vereenigd.
Aantal soorten 9—40 in Engelsch en Nederlandsch Indië, China
en Japan. In Nederlandsch Indië vindt men ééne soort, Cr. Bla-
mei Don., behoorende tot de groep waar de vleugel van de zaden
aan één kant dubbel is, vandaar den naam Tripterospermum, dien
het geslacht bij Blume had.
Door den windenden stengel, de kleur en den vorm der bloemkroon
doet de plant aan een Convolvulacea denken, waarvan zij
echter door den bouw van den stamper en de tegenovergestelde
bladeren gemakkelijk te onderscheiden is.
7. G-ENTIANA L.
Kelk buisvormig, 5- zelden 4- of 6—7-spletig, gevleugeld,
gekield of naakt, soms ook wel als een bloemscheede
gespleten. Bloemkroon trompet-, trechter-, buis-klokvormig
of zelden door verkorting van de buis bijna rad vormig;
keel met schubben, wimpers of franjes, of naakt; lobben
uitstaande, in den knop ineengedraaid, ten getale van 5,
zelden van 4 of 5—7, of schijnbaar in het dubbele aantal,
door in de lobben gelegen piooivormige aanhangsels. Meeldraden
evenveel als bloemkroonlobben, in de buis bevestigd
en daarbinnen besloten, of zelden, ingeval de bloemkroon
radvormig is, daarboven uitstekend; helmknoppen
eivormig, langwerpig of lijnvormig, stomp of met een
spits helmbindsel, nu eens opgericht en dan vergroeid en
naar buiten openbarstend, dan weder vrij en naar buiten,
zelden naar binnen openbarstend, nu eens bewegelijk, dan
weder naar buiten omgeslagen. Eierstok 1-hokkig, met
wandstandige zaadlijsten, die weinig naar binnen uitspringen;
stijl kort; stempel uit 2 uitgespreide of teruggeslagen
platen bestaande. Doosvrucht, zittend of gesteeld,
openspringend met 2 kleppen, die aan de randen de
dunne zaadlijsten dragen. Zaden oo, kogel-, ei- of lensvormig,
of door een vleugel omgeven, netvormig geaderd.
Kruiden van zeer verschillend voorkomen met tegen