achtig, gaaf of min of meer getand. Bloemstengels alleenstaand
of in 'bundels of schermen, okselstandig of einde-
lingsch, 1- of 2-bloemig of uit weinigbloemige bijschermen
bestaande. Schutbladen eivormig, van verschillende
grootte, soms zeer groot en helder rood; kleinere schutbladen
aan den voet der bloemstelen.
Aantal soorten 64, in Engelsch Indië tot Hongkong en de Phi-
lippijnsche eilanden wijd verspreid. In Engl. en Prantl’s Natürl.
Pflanzenfam. komt het geslacht voor onder den naam van Tri-
Chosporum Don, waaraan door Fritsch op het voorbeeld van O.
Kuntze prioriteit wordt toegekend.
2. DICH ROTRICHUM Reinw.
Kelk 5-spletig of bijna 5-deelig. Bloemkroon buisvor-
mig, naar boven langzamerhand buikvormig uitgezet,
choehenillerood, van buiten zachtharig, van binnen nabij
de basis met een haarring; zoom min of meer 2-lippig;
lobben 5, eivormig. Yolmaakte meeldraden 4, didyna-
misch, boven de bloemkroon uitstekend of even lang als
deze; helmknoppen 2-hokkig, paars wij ze samenkomend;
hokjes langwerpig, evenwijdig, aan den top niet samenvloeiend;
helmdraden van boven kaal. Schijf ringvormig.
Eierstok bovenstandig, min of meer gesteeld, lijnvormig,
onbehaard; stijl kaal of uiterst kort of veel langer dan
de bloemkroon (bloemen — ten minste bij twee soorten
dimorph) ; stempel in 2 gelijke, half cirkelvormige lamellen
verdeeld; zaadlijsten tot aan de as van den eierstok
naar binnen gebogen, dan teruggerold. Zaden zittend,
klein, langwerpig, met een bruin haar aan den top en
een wit aan de basis, elk 5 cM. lang.
Epiphytische halfheesters met tegenovergestelde, lang-
gesteelde bladeren, welke soms gelijk, soms zeer in grootte
verschillend zijn, daar een van beiden zeer klein is;
rand gekarteld-gezaagd; zij nerven duidelijk. Bloemen in
lang of kort gesteelde bijschermen, met kruidachtige,
kleine of middelmatig groote schutbladen.
Aantal soorten 4, in Nederlandsch Indië en de Philippijnen, voornamelijk
in het oostelijk gedeelte van den Maleischen Archipel.
3. A G A LM Y LA BI.
Kelk diep 5-lobbig, met smalle segmenten. Bloemkroon
buisvormig, naar boven langzaam buikig uitgezet, cochenillerood,
van binnen nabij de basis met een haarring;
zoom min of meer 2-lippig; lobben 5, eivormig. Volkomen
meeldraden 2, ver boven de bloemkroon uitstekend ;
rudimentaire meeldraden 2—8, klein; helmdraden kaal;
helmknoppen 2-hokkig, samenneigend; hokjes langwerpig,
evenwijdig, niet aan den top ineenvloeiend. Schijf ringvormig,
dik. Eierstok bovenstandig, min of meer gesteeld,
lijnvormig, kaal; stijl kaal, even lang als de meeldraden
of soms bij dimorphe exemplaren nagenoeg ontbrekend;
stempel met 2 gelijke, knotsvormige lobben; zaden tot
aan de as van den eierstok naar binnen gebogen en dan
teruggerold. Doosvrucht dun lijnvormig, 2—3 dM. lang,
hokverbrekend, 2-kleppig openspringend; zaadlijsten in
het midden der kleppen bevestigd en teruggerold. Zaden
zittend, klein, langwerpig, met een bruin haar aan den
top en een enkelvoudig of min of meer 2-deelig wit
haar aan de basis; elk haar 5 cM. lang.
Kruipende, epiphytische heesters, met lossen bast. Bladeren
langgesteeld, schijnbaar afwisselend, daar het eene
blad van elk paar öf zeer klein is öf ontbreekt. Bloemen
in okselstandige op hoofdjes gelijkende, bijna zittende
bij schermen.
Aantal soorten 3, in Java en Sumatra.
Verwant aan dit geslacht is Lysionotos Don, waarvan twee
soorten L. serrata Don en L. conferta Clarke in Assam voorkomen.
Het geslacht verschilt van Agalmyla door een langwerpig aanhangsel
van het helmbindsel, dat voor Agalmyla niet wordt vermeld, terwijl
de zaden worden beschreven niet zooals hier zittend en aan top en
basis met een haar, doch hangend aan een lange dunne op een top-
haar gelijkende zaadstreng en alleen een haar aan den top. De
door Blume onder den naam van Lysionotus beschreven soort is
door Clarke tot Aeschynanthus gebracht.
4. D ID IS S A N D R A Clarke.
Kelk bijna tot aan de basis 5-deelig, met lancetvormige
segmenten. Bloemkroonbuis smal trechter vormig of
wijd eivormig; zoom min of meer tweelippig, niet 5
rond-elliptische, nagenoeg gelijke lobben. Meeldraden 4,
alle volkomen, onduidelijk didynamisch; helmknoppen
wijd ei vormig, 2-hokkig, alle of bij paren aan den top
samenhangend; hokjes nagenoeg evenwijdig,^ aan den
binnenkant openbarstend door twee spleten, die aan den