doch waarvan de bovenste soms vergroot, gekleurd en
gekuifd zijn.
Aantal soorten omstreeks 20, in Zuid-Europa, de Canarische
eilanden, Arabië en Indië. Wegens de inplanting der nootjes wordt
dit geslacht door Briquet als het type beschouwd van een hoofdgroep,
die door dit kenmerk van de Stachydeae en Ocimeae verschilt.
11. PO G O S T EM O N Desf.
Kelk ei-buisvormig, gelijk, 5-tandig, vruchtdragend verlengd.
Bloemkroonbuis binnen den kelk besloten of zelden
er kort boven uitstekend, zoom uitgespreid, 4-spletig,
met nagenoeg gelijke lobben, waarvan de achterste tot
de zijdelingsche genaderd, met deze een meer of minder
duidelijke bovenlip vormt, terwijl de voorste meer uitstaat,
doch slechts weinig langer is. Meeldraden 4, boven de
bloemkroon uitstekend, weinig in lengte verschillend, recht
of min of meer neergeslagen; helmdraden lang gebaard
of naakt; helmknoppen eindelingsch, eivormig of kogelvormig,
ineenvloeiend éénhokkig, gedurende den bloei
plat uitgespreid. Schijf gelijk, nagenoeg gaaf. Stijl aan
den top kort 2-spletig, met gelijke priemvormige lobben.
Kootjes eivormig of langwerpig, glad.
Kruiden of heesters met tegenoverstaande bladeren.
Schijnkransen veelbloemig, gelijk of eenzijdig, nu eens
in kleine met schutbladen voorziene aren, welke trossen
of pluimen vormen, dan weder langs de spil eener aar
of de takken eener pluim verspreid, zelden in een losse
lange aar. Schutbladen meestal klein, schutblaadjes
zeer klein.
Aantal soorten omstreeks 30, in Engelsch en Nederlandsch Indië
en Japan.
12. D Y SO PH Y L L A BI.
Kelk eivormig, gelijk, kort 5-tandig, keel van binnen
naakt. Bloemkroonbuis in den kelk besloten; zoom uitgespreid,
4-spletig, nagenoeg gelijk, achterste lob gaaf of
uitgerand, voorste meer uitgespreid. Meeldraden 4, boven
de bloemkroon uitstekend, weinig verschillend, recht of
min of meer neergeslagen^ helmdraden in het midden
gebaard; helmknoppen eindelingsch, min of meer kogel-
vormig, ineenvloeiend éénhokkig, gedurende den bloei
plat uitgespreid. Schijf gelijk, min of meer gaaf. Stijl aan
den top kort 2-spletig met nagenoeg gelijke, priemvormige
lobben. Kootjes eivormig of langwerpig glad.
Kruiden of halfheesters met tegenoverstaande of in
kransen geplaatste bladeren. Schijnkransen veelbloemig,
in smalle, cilindrische, dichte aren opeengedrongen, met
schutbladen die gelijk of korter dan de bloemen zijn.
Aantal soorten 42, in Engelsch en Uederlandsch Indië, Australië
en Japan.
13. E L SH O L T Z IA Willd.
Kelk eivormig of klokvormig, nagenoeg gelijk, 5-tandig,
met naakte keel, vruchtdragend meestal verlengd opgericht,
dun of min of meer opgeblazen. Bloemkroonbuis
aan den kelk gelijk of zelden er boven uitstekend, recht
of licht gekromd; zoom schuin of min of meer 2-lippig,
kort 4-spletig; achterste lob, de bovenlip, min of meer
gaaf, opgericht, uitgerand, zijdelingsche en voorste uitgespreid.
Meeldraden 4, meestal boven de bloemkroon uitstekend,
opstijgend, uiteenwijkend of uiteenstaand, de
voorste het langst; helmdraden naakt; helmknoppen 2-
hokkig; hokjes uiteenwijkend of wijd uiteenstaand, ten
slotte dikwijls met de knoppen ineenvloeiend. Schijf van
voren opzwellende tot een klier, die langer is dan de
eierstok. Stijl aan den top kort 2-spletig, met nagenoeg
gelijke priemvormige lobben. Kootjes eivormig of langwerpig,
met wratjes of gerimpeld of glad.
Kruiden of hooge of lage halfheesters. Bloemen klein,
in veelbloemige schijnkransen, die tot meestal losse, dunne,
ronde of eenzijdige aren zijn verbonden, welke in dichte
pluimen bijeenstaan. Schutbladen nu eens eivormig of
lancetvormig, dan weder smal.
Aantal soorten omstreeks 18, voornamelijk in de gematigde en
tropische gewesten van Azië, ééne soort ook in Europa.
14. PERILLA L.
Kelk klokvormig, 10-nervig, gedurende den bloei nagenoeg
gelijk, 5-spletig, vruchtdragend sterk vergroot, knikkend,
aan de basis bultig, 2-lippig; bovenlip verbreed,
met 3 tanden, waarvan de middelste het kleinst is ; onderlip
2-tandig; keel van binnen naakt. Bloemkroonbuis
binnen den kelk besloten met scheef klokvormige keel;