steld, ia de jeugd roestkleurig langharig, later glanzig
vinnervig; bladstelen aan de basis door een streep of
korte scheede verbonden. Bloemen klein in dichte bij-
schermen, die eindelingsche tuilen vormen, welke aan de
vertakkingen schub vormige schutbladen dragen.
Eéne soort N. Malaccensis Gardn., door Griffith als eene soort
van Antonia Pohl beschreven, in Malakka en in Borneo voorkomende.
Solereder vermeldt eene tweede soort van Malakka met
grootere vrucht en andere bladnervatuur.
9. ST RY CH N O S L.
Kelk 5- of 4-deelig. Bloemkroon trompetvormig of min
of meer klok- of zelfs radvormig; lobben 5 of 4, in den
knop klepswijze aaneensluitend. Meeldraden 5 of 4, aan
de keel der bloemkroon bevestigd; helmdraden kort;
belmknoppen eivormig, aan de rugzijde bevestigd, met
vrije, evenwijdige hokjes. Eierstok 2-hokkig, hoogst zelden
door bet verdwijnen van het tusschenscbot bijna 1-bokkig;
stijl draadvormig, aan den top knopvormig en onduidelijk
2-lobbig, aan den top of aan de binnenzijde met stempel-
kliertjes; eitjes in elk hokje o o , zelden echter talijk, in
2 -qo rijen bevestigd aan de met de as vergroeide zaadlijst.
Yrucht besvormig, meestal kogel vormig, niet openbarstend,
meestal met een harde buitenlaag van den vrucht-
wand. Zaden o o , doch door mislukking dikwijls lS - 2, in
het vrucbtmoes weggedoken, op verschillende wijze samengedrukt,
of waar slechts 1 voorkomt, kogel vormig met
buikstandigen navel; kiemwit vleezig of kraakbeenachtig,
meestal dik; kiem kort; zaadlobben bladachtig, zittend
of gesteeld; kiemworteltje rolrond, kort.
Boomen of heesters, vaak hoog klimmend. Bladeren
tegenovergesteld aan de basis of boven de basis, 3—önervig,
vliezig of lederachtig. Bij sommige soorten vindt men rechte
meestal in of boven de bladoksels geplaatste en tegenover
elkander gestelde doorns, misschien mislukte twijgen, bij
de klimmende vindt men harde, enkelvoudige, haakvormig
teruggekromde, slechts in een der tegenovergestelde
bladoksels ontwikkelde ranken, misschien mislukte bloei-
stengels. Bloemen klein of lang, meestal wit, in eindelingsche
of okselstandige, tot dichte hoofdjes of bloei-
sprietjes of tuilvormige pluimen vereenigde bij schermen,
met kleine, soms zeer kleine schutbladen.
Aantal soorten omstreeks 50, in de tropische gewesten van de
beide halfronden wijd verspreid.
10. COU TH O V IA A. Gray.
Kelk 5-deelig of -lobbig met afgeronde stompe segmenten.
Bloemkroonbuis kort; trechtervormig; lobben 5, vrij dik,
in den knop klepswijze aaneensluitend, van binnen behaard,
doch zonder schubben in de keel. Meeldraden 5,
onder de keel bevestigd met zeer korte helmdraden;
helmknoppen langwerpig met evenwijdige hokjes. Eierstok
2-hokkig; stijl kort of half zoo lang als de eierstok;
stempel min of meer knopvormig, 2-lobbig; lobben eivormig,
ten slotte uitgespreid '); eitjes in elk hokje oo ,
aan een schildvormige, niet dikke zaadlijst bevestigd.
Steenvrucht eivormig, knots- of spoel vormig, 2-hokkig of
door mislukking 1-hokkig, niet openbarstend, met een
dikke hout- of beenachtige kern en een vleezig-vezelige
buitenlaag van den vruchtwand. Zaden oo, of slechts 1,
met rimpelige zaadhuid; kiemwit kraakbeenachtig, niet
dik; kiem niet veel korter dan het kiemwit, recht, nagenoeg
rolrond. * 2)
Onbehaarde boomen. Bladeren tegenovergesteld, groot,
lederachtig, vinnervig, door een binnen de bladstelen geplaatste
scheede verbonden.
Aantal soorten 4, waarvan 2 in de eilanden der Stille Zuidzee,
1 onbeschreven soort op Celebes en 1, C. densiflora K. Schum. in
de Duitsche Bezittingen op Nieuw Gruinea en 1, C. Celébica Koord.
ms. op Celebes.
11. C RA T ERIPH Y TUM Scheff. ms.
Kelk 5-spletig, met afgeronde dakpanswijze dekkende
slippen. Bloemkroon trompetvormig met vrij lange, dikke
cilindrische buis en om de helmknoppen zeer weinig
verwijde keel en 5 langwerpige, in den knop klepswijze
aaneensluitende of aan den top onduidelijk naar links
dekkende, bij den bloei naar achteren gekrulde lohben,
aan welker basis in de monding een korte, aan den top
met lange uitstaande gelede haren bezette, min of meer
!) Bij de soort van Celebes niet gelobd.
2) In Engler’s Natürl. Pflanzenfamilien noemt Solereder de
hokjes der vrucht 1-zadig; dit was ook het geval bij de vrucht der
soort van Celebes.