met een breeden naar de basis versmalden vleugel omgeven.
Onbebaarde boom. Bladeren tegenovergesteld groot,
2—3-maal gevind; blaadjes gaafrandig, glanzend. Bloemen
groot, onaangenaam riekend, wit met purperen
strepen, aan een langen eindelingscben tros. Doosvrucht
0.6—1 Meter lang, 7—10 M. breed.
Eene soort, O. Indica Vent., die zoowel in Engelsch als in
Nederlandsch Indië voorkomt. De andere naam Oroxylus (1808) is
eerst in later tijd met den van Java het eerst gegeven naam
Calosanthos BI. (1825) vereenigd, zoodat men o. a. in Miquel’s ^
Flora de soort vindt als C. Indica BI., ofschoon reeds aldaar
gewezen werd op de overeenkomst der beide geslachten.
4. PA N D O R EA Endl.
Kelk klokvormig, 5-tandig of napvormig. Bloemkroon
trechter- of klokvormig, en met min of meer 2-lippigen
zoom en dakpanswijze dekkende slippen. Meeldraden
binnen de bloemkroon besloten, didynamisch; helmknop-
pen uitgespreid. Staminodium draadvormig. Eierstok ellip-
soidisch met langen stijl, 2-hokkig, met oo zaden in vele
rijen in elk hokje. Vrucht langwerpig, gesnaveld, samengedrukt.
Zaden breed elliptisch, vliezig gevleugeld.
Slingerplanten met gevinde bladeren, zonder ranken of
hechtwortels.. Bloemen in arm- of rijkbloemige, eindeling-
sche of zijdelingsche pluimen of trossen.
Aantal soorten volgens K. Schumann 5, voornamelijk in Australië
en één in Ceram, P. Ceramica Baill. De laatste werd door Teys-
MA.NN en Binnendijk (Nat. Tijdschr. v. Ned. Ind. XXV) het eerst als
eene soort van Tecoma Juss. beschreven (T. Ceramica T. et B.)
Onder dit geslacht komt de soort ook in Miquel’s Annales voor
-in gezelschap met T. Dendrophila BI. vroeger door Blume als een
afzonderlijk geslacht Dendrophila beschreven (JD. trifoliata BI),
T. Aniboinensis BI. eene Bignonia volgens R èinwardt (B. speciosa
Reinw.) en T. leptophylla BI.
Ook bij Bentham en Hooker vinden wij de soort aangehaald bij
het geslacht Tecoma. Dit geslacht is echter door Schumann beperkt
geworden tot Amerikaansche soorten met drietallige bladeren
en de overige volgens de schrijvers der Genera hiertoe behoo-
rende soorten zijn door Schumann verdeeld in de geslachten Asti-
anthus Don, Campsidium Seem. et Spach., Tecomaria Fenzl.,
Tecomella Seem., Campsis Lour. en eindelijk Pandorea. Alleen
de laatste komt volgens Schumann in Nederlandsch Indië voor en
wel met de genoemde soort, terwijl deze voor de andere tot Tecoma
gebrachte soorten geen plaats aanwijst. Deze waren door Seemann
tot het geslacht Campsis Lour. gebracht, doch hieruit ïfl«
Schumann behalve de Amerikaansche C. radicans K.
(Tecoma radicans L.) en de Japansche C. grandiflora K. Schvm.
(Bignonia grandiflora Thunb.y alle door Seemann daartoe gerekende
soorten, ook de oorspronkelijke C. adrepens Lour. uitCoctan-
china, naar andere geslachten overgebracht. De door °ns bedoel
soorten van de Molukken en Nieuw Gmnea behooren evenmin m
het geslacht Campsis, volgens de opvatting van Schumann omdat
dit gekenmerkt is door met wortels klimmende stengels, die hier
ontbreken. Ofschoon de Moluksche soort m dit opzicht overeen
komst vertoont met Baillon’s geslacht bij Tecomantheda.t e
bloemen zich evenals daar ontwikkelen uit het oude hout e n e
kelk 6-spletig is met lange slippen, vereemgen wij haar niet met
dit twijfelachtige geslacht, waarvan noch bladeren n°ch
bekend zijn, doch nemen wij haar voorloopig met de beide soorten
van Nieuw Guinea op in Pandorea, evenwel met eemgen twijfel,
omdat de bloemen in trossen staan en niet in pluimen zooals
Schumann voor het geslacht als regel stelt. Zij zijn rouwen
onvoldoende bekend en dus zou toch eerst na onderzoek van volledig
materiaal met zekerheid over hare plaats kunnen wordën
beslist. In de sectie Pandorea van het geslacht Tecoma zooals
het door Bentham en Hooker was opgevat, maakten deze me -
ding van een Javaansche soort, die echter nergens nader is aangewezen.
5. T ECOM A N TH E Baill.
Kelk vliezig, met 5 deltoidvormige, ongelijke lobben,
waarvan 2 grooter dan de andere. Bloemkroon van uit
een nauwen voet langzamerhand verwijd; zoom mm of
meer 2-lippig, met spitse lobben. Meeldraden tweemach-
tig in de bloemkroónbuis besloten; helmhokjes uiteenwijkend.
Staminodium met een ledigen belmknop aan
den top. Schijf ringvormig. Eierstok kort gesteeld; eitjes
in vele rijen aan weerszijden van het tusschenschot; stijl
met twee lang deltoidvormige stempelplaatjes aan den top.
Klimmende heester met windenden stengel en bloemen
uit het oude hout. Bladeren en vruchten onbekend.
Eene soort, T. Rureavii Baill., waarvan onvolledig materiaal in
Nieuw-Guinea werd gevonden.
6. D IP LA N T H E R A Banks et Solander.
Kelk cilindrisch 3-spletig, met min of meer gespleten
zij slippen, waardoor de kelk bijna 5-tandig wordt, slippen
nagenoeg gelijk met kammen aan de buitenzijde. Bloemkroon
min of meer tweelippig, met verwijde keel en