de buis besloten, met korte afgeplatte helmdraden met
een tandje aan weerszijden van de basis, helmknoppen
lancetvormig, toegespitst. Stuifmeel ongestekeld met 8
langsplooien. Schijf onduidelijk. Eierstok kogelvormig,
1-hokkig, 4-eiig; stijl ontbrekend; stempel groot, min of
meer kogel- of kegel vormig, met 10 of 5, tegenover de
lobben der bloemkroon en de helmknoppen of alleen tegenover
de laatste geplaatste stempelstralen. Besvrucht vleezig
of houtachtig, eivormig of langwerpig, door mislukking
1-zadig. Zaadhuid vliezig, dikwijls met den vruchtwand
samenhangend; kiemwit in de plooien van de zaadlobben
dringend; zaadlobben meestal 2-deelig, vleezig, gevouwen
gelobd; kiemworteltje naar onderen gericht, vrij hoog
tusschen de zaadlobben ingehecht.
Hoogklimmende, onbehaarde of vooral bij de bloeiwijze
met roestkleurig vilt bezette heesters. Bladeren lederachtig.
Bloemen klein, geel, in korte, okselstandige bij schermen
of eindelingsche trossen of pluimen.
Aantal soorten ongeveer 36, in Oostelijk Azië en Australië tehuis
behoorend. Een 6-tal hiervan komen in Nederlandsch Indië voor.
De beteekenis van deÏLstempel wordt door Hallier geheel anders
opgevat dan bij Bentham en Hooker. Laatstgenoemden zagen in de
stempelstralen slechts de indruksels van de bloemkroonlobben en
de helmknoppen en meenden dat de stempel 2-deelig was en dus
de stamper uit 2 vruchtbladen bestond. Dit laatste wordt door
Hallier betwist en deze meent dat de stamper uit 5 vruchtbladen
is samengesteld.
Hallier verdeelt het geslacht op de volgende wijze:
1. Rimosae. Jonge stengels roestkleurig, viltachtig; oudere rimpelig
en kantig. Bloeiwijze veelal eindelingsch, vrucht vleezig,
ellipsoidisch.
2. Tereticaules. Jonge stengels meestal niet roestkleurig viltachtig,
andere rolrond, door lentieellen wit gestippeld ; bloeiwijze
meestal okselstandig, vrucht meestal kogelvormig, houtachtig.
A. Venulosae. Bladeren van onderen netvormig geaderd.
B. F On 'osae. Bladeren van onderen meestal blauwgroen en rimpelig,
zelden ver uiteenstaand, netvormig geaderd.
9. JA C Q U EM O N T IA Chois.
Kelkbladen verschillend, dikwijls de buitenste het
grootst. Bloemkroon van middelbare grootte of klein,
trechter- zelden buisvormig, blauw, zelden wit of purper,
zelden van buiten behaard; strepen van den zoom, door
duidelijke nerven begrensd. Stuifmeel twaalfkantig of
ellipsoidisch, niet gestekeld. Eierstok kaal, 2-hokkig;
stempels 2, meestal kort of lang elliptisch, van boven
afgeplat, zelden lijn- of kogel vormig. Doosvrucht ten
slotte 8-, zelden 4-kleppig, 2-hokkig, 4-zadig. Zaden kaal,
zelden bultig of fluweelachtig, behaard, dikwijls door 2
vliezige randen gevleugeld.
Windende of opgerichte kruiden of half heesters, meestal
fluweelachtig behaard, zelden kaal. Bladeren meestal hart-
of lancetvormig of elliptisch, gaaf, zelden gezaagd of
drielobbig.
Aantal soorten 60—70, in tropisch Amerika tehuis behoorend en
van daar in de tropische gewesten der oude wereld verspreid.
Hallier brengt hiertoe ook, J, tomentella Hall. ƒ., eene soort die
vroeger tot Lettsomia was gebracht en op Sumatra en Borneo
voorkomt.
10. A N IS E IA Chois.
Kelkbladen 5, kruidachtig, toegespitst, de drie buitenste
veel grooter dan de andere, eivormig, langs den bloemsteel
afloopend, onder de vrucht zeer vergroot, de twee
binnenste lancetvormig. Bloemkroon lang buisvormig,
nagenoeg gaaf, behalve de vijf tegenover de kelkbladen
staande velden van buiten behaard; daartusschen staande
strepen duidelijk begrensd. Stuifmeel twaalfkantig, niet
gestekeld. Schijf weinig ontwikkeld. Eierstok kaal, 2-hokkig
; stempels 2, klein, knopvormig of langwerpig. Doosvrucht
4-kleppig, 2-hokkig, 4-zadig. Zaden groot, kaal,
dof, zwart.
Windende kruiden met groote, elliptische aan den top
gestekelde of lancetvormige bladeren.
Aantal soorten 3 tot 5, in tropisch Amerika tehuis behoorend
waarvan eene, A. Martinicensis Chois, in vele tropische gewesten
wordt gekweekt. Het geslacht was bij Bentham en Hooker tot
Ipomoea L. gebracht. Door Hallier werden eenige söorten tot
Jacquemontia Chois. gebracht en andere bij Ipomoea gelaten, terwijl
slechts een gering aantal der soorten van Choisy in het geslacht
bleven.
11. H EW IT T IA Wight et Arn.
Kelkbladen spits, de buitenste veel breeder dan de
andere. Bloemkroon klokvormig; zoom geplooid, 5-kantig.
Meeldraden binnen de bloemkroon besloten; helmdraden